. r
7 ‘t
¿5
geevt, zodanige Gronden# die uit de Natimr niet bcquaatn
z y n , te verbeteren, en dus# zo veel doenlyk is , bequaam
te maken.
§ 5-
Zie h ie r , welk ik bevonden heb in deze Noordlyke Landen
de befte Preparatie der Gronden voor de Wynßok o f
Draixe boom te zym.
Indien de Grond een K le i- o f andere zwaare en koude
Aarde is , zo giaafc längs de Muur o f Stekkagie, daar gy
de D ru if denkt te planten, een Kuil van 3 Voeten d iep, en
6 à ,8 Voeten brcet; brengt onder in deze Ku il een L a a g ,
van omtrent een Vo et d ik , griiis van onde Muuren ;
dat met Kalk vermengt i s , en waar onder men wat Aarde
mengen moet: Vervolgens vult de Kuil met Aa rde , die op
dc volgende wyze is : Vergadert goede Z a n d -
o f Kcizelagtige A a rd e , die niet onvrugtbaar is , o f in plaats
van d ie n , Aarde uit een goede Zandige Moes-Tuin, o f
zo deze onibreekt, andere g o ed e , los ze , vrugtbaare Aarde
dew elke men met g r o f , verfch Zand rykelyk vermengt,
doet daar b y oude vergane Blad-aarde, die men in de Bos-
fchen o f Wouden onder de B om en , die fleurig groe ijen,
v ergadert; insgelyks Aarde van oude verrotte Straat-flyk,
'en van allerley ander Vuilnis; o f in plaats van dien, oud e,
v ette, losze B ag g er, voegt daar nog b y wat oude Paarde-
meft ; deze Stoffen eindelyk alle vergadert hebbende, zo
mengt • die wel door malkander ; vult daar na de Kuil daar
mede, en plant daar in uwe Wynflokken, ik d u r f U E : verzek
eren, dat uwe moeite en koften wel befteed zullen zyn,
Wanneer men b y ’c graven der Kuil gewaar w o rd , d a t’er
beneden in meerder diepte eenige taaijc o f harde Stoffe, als
L e em , D a r y , o fV e l s , z ig be v ind , zo moet voor al nietver-
zuiint worden, dezelve te rocren en weg te nemen, cn de
plaats met Steen-gruis, waar onder wat Aarde gemengt i s ,
te vullen ; want die Stoffe zoude alia andere aangewende
moeite cn koften onnut maken, dewyl daar d o o r ’t Water
niet kan na beneden in de diepte wegzakken # en dat den
Grond al te vogtig maakt en verkoud. ( z ie myn \ße Deel.)
Jemand zoude hier op kunnen aanmerken, d a t ’t diep roeren
onnut fch ynt, dewyl de Druiven in de Wynlanden, (NB.
ik noeme Wyn-landen, id ie , waat in de Dritiv tot die per-
feSlie komt, en in die veelbeid g roeit, dat ’er Wyn van gemaakt
wo rd) Veeltyds op Steenagtige Bergen en R o tz en , die
met zeer weinig Aarde overdekt zyn , zeer w e l groeijen
en exccllente Vrugten voortbrengen; maar dit nader overwe-
gende, zo begrypt men l i g t , dat aan die Bergagtige plaatz
en , ’t meefte Water van R e g en , Sneeuw, & c . , wegloopt#
en dus de Grond niet te veel daar door vervult w o r d , ora
aan de Wortels hinderlyk te zyn.
Derhalven, indien een te beplahtene Grohd laag en vogt
le g t , gelyk hier te Lande dikvvils g eb eu r t, zo i s ’t ook
dienftig en moet niet verzuimt worden, deii Grond merke-
lyk te verhogen , invoegen dat *t overvloedige Water , inzonderheid
’t Winter-water, van de Bomen a f na elders lopen
Wa t aangaat de Zand- o f Zandagtige G ro n d en , daar me«-
de heeft men zo veel moeite en omflag doorgaans niet van
noden, want als die uic de Natuur goed en vrugtbaar zyn#
zal de Wynßok daar in zeer wel groeijen; maar zo die zulks
niet o f weinig waren, zo moet men dezelve tragten te ver*
beteren, door vermenging met zodanige Stoffe die veel Sub-
ßantie en voedende Deelen he eft, B y voo rb., niet oude v eri
gane Koe-miß, Bagger, Straat-ßyk, & c . Mits daar b y ook
agt gevende op de Grond in de d iepte, gelyk zo even van
de Kley-grond gezegt is , (§ 5.)
§ 7-
Men moet z ig wagten om verfche M e f t , insgelyks Rnnd
die nog niet geheel vergaan is , ondef de Aarde te mengen,
dewyl die voor de Druiven doodelyk is , inzonderheid vodr
de jo n g e ; want de jonge Wortels door deszelfs fcherpte
worden verbrand, gevolglyk de Groeijing ophoud, behalven
nog
nbg dat de M e ft, die niet heel vergaan is , Wormen veroor-
ia a k t , die de Wortels bederven. Derhalven Meft gebrui-
k end e , zo moet men nooit andere als oude, tot Aarde gew
o rdene , bezigen, d ie , met oordeel gebruikt, en met de
Aarde veimcngt wordende, geen hinder, maar voordeel doeii
Zal. Maar bier op zoude jemand weer kunnen bybrengen;
dat myn zeggen tegen de pracftyck ft r y d , dewyl men in de
Wynlanden, t o t ’t bemeften van den Wynflok verfche Meft
gebruikt: Maar hoedanig gefchied d ieMe fting? niet anders
dan even in den boven-grond , invoegen dezelve voor eerft
niet b y de Wortels k om t, en alleen maar m e t ’t V o gt de
voedende deelen uic d eM eft na de Wottels gevoert wo rden,
tot dat naderband by het roeren van de Grond, de Me ft;
als wanneer die zyne fcherpte verloren h e e f t, dieper en by
de Wortels komt. Men houd zelfs in de Wyn-landen niet
v ee l van de b le ft , maar men gebruikt liever g o ed e , vrugtbare
A a rd e , tot verbetering en nodige onderhouding van de
yriigtbaai-heid des Gro n ds , als men die bekomen k a n , dat
^;pp de weinigfte plaatzen doenlyk i s , en derhalven moet
me,n.zig van de Meft bedienen. D e Ouden waren ook van
g ev o elen , dat de Meft nadeelig voor den Wynftok wa s, gely
k men leezen kan b y C O L U M E L L A , en andere.
•_ Allerley verrotte Fegetahilia , en Animalia^ z yn voor de
Wynßok zeer d ien ftig , en maken dezelve zeer vrugtbaar:
waar het van daaii komt, dat zommige raden, dat men deze
o f gene doode Beeften b y de onvrugtbare Wynßokken begra.
ven moet; en waar van ook de ondervindinge geleert heeft#
dat zulks een zeer goede uitwerking doet.
§ 9.
• Om nu tot de Voortteeling der Wyn-ßokken te komen
.¡dezelve kan gefchieden op vierderley w y z e , als
,1. Door Inlegging.
•a. Door Stocking.
3. Door Uitlopers i eri
4. D o o r 't Zaad.
Wegens de Manier van het Inleggen, valt niet veel anders
meer te errinneren, als te voren i n ' t Eerße Deel (onder V
Artikel' van de Inlegging en in de ^ueekhof) gezegt is. Men
neemt daar toe jonge ¿dn- ä twec-jarige lleurige. Takken ;
men k o r t ’t uitterfte einde v a n ’t een-jarige G ew a s , zo ver
t dun en onryp is , wat a f , men doet een fnecde ter plaatze
daar een Knop o f O og is , en le g t ’t zelve vervolgens omtrenc
I V o et diep boogs-wyze in de G ro n d , zodanig dat ’er
maar i ä 2 Oogen boven de Aarde uitfteken; Waar b y nog
die aan te merken ftaat, dat men de Loten niet te digt tegen
de Muur o f ’t Staket, waar tegen de Bomen geplant ftaan,
moet inleggen, op dat ze in het vervolg niet door de boven
haar zynde Takken en Bladen des Moeder-booms overdekt
en verdrukt worden , want die haar in de groei zeer verhinderen
zoude.
V o o r i e zm w a s ’t veel in geb roik, om de Loten in lang«
g ev lo g te , met Aarde gevnlde Ko tfjes te leggen , bedienende
men z ig daar toe van de T aba k s -Pype -k o r fje s , daar de
Pypen in verzonden w o rd e n , maar dit word im weinig
meer gedaan, om dat de ondervinding geleert h e eft, dat het
voordeel, dat men daar door tragte te verkrygen, namelyk,
om de Aarde aan de jonge bewortelde Loten naderhand b y
de Planting te behouden, en dezelve daar doot beter in ' t
gewas te doen b ly v en , en vooifpoedig te groeijen, van wcinig
belang en niet beter, ja zelfs minder i s , als wanneer
de Lo ten in de vrye Grond gelegt wo rden: Men bedient
zig van deze Manier derhalven nu niet anders als wanneer
de Inlegging op geen andere wyze gefchieden k a n , name
lyk , wanneer de Doom beneden b y de Grond geen L o ten
heefc, om daar in gelegt te kunnen rvorden, gelyk zomtyds
geheurt ¡a o ieD n h e - iom e it , die men aan hoogc Mniiren
o f op de Dakken der Huizen op laat lopen. Hoe grooter
de Ko r fje s in zulken gevalle z y n , hoe beter, en waar by
R 3 nice