■ 1
ne roode V rn g ten , maar deeze ziet men in deeze Geweften
weinig anders dan b y zommige Beminnaars van vreemde
buitenlandfche Gewaflen.
§ 3-
D e Moer-befie-boom heeft zynen oorfprong uit d i m ,
alwaar hy van zelfs g ro e it, dog raen z e g t , dat die nu ook
in Italim in zandige gronden aan de Zec-kanten, i n ’t wild
groeijende, gevonden word.
5 4 -
Deeze Boom begeert een goede v e tte , lo f le , liefft zandagtige
Aarde , en een warme Stand-plaats; in vogte ftyve
Klei-gronden wil by niet wel groeijen. Men bevind, dat hy
in het byzonder Zeer wel groeit en goede en veele Vrngten
voortbrengt in puinagtlge en met oude Kalk van oude Muuren
vermengde grond ; Ook dat hy by o n s ’t beft tiert agter
de Huizen in de Steeden en elders, waar doorgaans een
opgevulde grond is.
H y maakt groote en veele ver- en diep-gaande Worte ls,
zonder veele Hair-wortels; kan onze Winter-konde tamelyk
teegenftaan , dog geen zeer ftrenge langduurende V o r f t ,
inzonderheid jonge Boomen , waar door hy in fterke Winters
zomtyts dood vrieft , o f ten minften zoo zeer daar van
gekrcnkt w o rd , dat hy eenige Jaaren q u yn t, g e ly k 't laatft
gebeurt is in het Jaat 1 7 4 0 : D o g de witte zoort is wat
harder als de zw a r te , en kan de vorft beeter uitftaan.
Men moet hem derhalven nooit anders als op een goed
e , lanw e , voor Winden gedekte plaats, en in zoodanige
grond als boyen gemeld i s , planten, kunnende men
de G ro n d , die zoodaanig nibt i s , tot dien einde fr.o fa .
t e em , op diergelyke w y ze als te vooren by de Drui.
■vm aangeweezen is. En b y aldicn deeze Boom wel
g ro e it , en niet van de vorft gekrenkt word , zoo kan het
een dikke , groote , uitkroonende oude Boom worden.
Men zet die ook wel teegen de Muuren van Huizen en
JO9
elders, daar hy zeer wel tie r t , en fchoone, gro o te , en wel
rype Vrugten g e e ft , ook dns veel minder gevaar van de
vorft h e e f t ; en dewyl hy daar aan zeer fterk groeit en zig
w yd u itb re id , zoo moet men dezelve geen minder tulTchen-
rilimte als 25 k 30 Voeten geeven ; gelyk men die , welke
men op Stam pla n t, ook niet te digt by elkander ftellen
De vermeerdering deezes Booms gefchied doot Uitloo-
pers, o f Inleggers, bedienende z ig de Entiniers tot dien
einde van dat middel dat in ’t Eerße Dee! § 500 aangewee.
zen IS, namentlyk, om een matig bejaarde Boom a f te kap.
p e n , die vervolgens veele Spruiten uit de Wortel maakt,
waar van zommige doorgaans van zelfs W'ottels verkrygen ,
o f de onbewortelde Sp ru iten ’t volgende Jaar ingelegt worden
; Men kan die ook van Stek queeken , waartoe men T akjes
raoet verkiezen die mooi regt fclreutig en omtrent . a r j
Vo et lang z y n , wclke men in ’t Voorjaar in een goede gtond,
op een wat befchaduwde Plaats fteekt en vervolgens wel vogt
houd: Do g dit gaat niet altyt ze e k e r , 200 dat dikwyls
maar weiiiige bewortelen.
§ 6.
Ook kan men die wel v a n ’t Zaad queeken, maar dewyl
dit zeer langzaam toegaat, en daar en boven u i t ’t Zaad
doorgaans verflegterde zoorten voott komen, zoo word
zulks niet gedaan.
B y de voortquceking ftaat nog aan te merken, dat dewyl
dc jonge Moer-beße« de vorft minder als bejaarde
kunnen veelen (S 4 ) , het dan z etr nmtig is, dat men de
jonge Spruiten en jonge Boomtjes tegen de Winter nederwaarts
tot de aarde b o lg t , en met Stroo, o f ftrooagtige
Meft ove rdekt, gelyk men de F,geu gewoon is te d o e ,,;
o f dat men die welke men niet nederbuigen kan, met
Stroo omwind, om ze alzoo voor de vorft te bewaren en
E e
t s G
; 'h\ I - I
i :