M lu :
. A
i li;
I iií
pige Korfjes met wat Aarde g evu ld, o f in Boom-Mo s, o f
in Stroo , met Mofcovifclie Mateen ’er om heen , pakken,
en dus verzenden.
5 i8 .
B y het planten kort men de I.oten tot op 3 , 4 , ä 5 Botten
in , en raen plant ze in diervoegen in de A a rde , dat z c
wat fchuins daar in komen te leg g en , en dus ’er maar i i
5 Rotten boven de Aarde blyven uitfteken; dit fchuins leggen
is van veel dienft , inzonderheid als de jonge Wynßok
lang is, om dat de Wortels daar door niec te diep in de Aarde
kom en , en dus de Z o n dezelve berer kan aandoen ; maar
men nioet teffens ¿brg dragen, om deze lv e , n a ’t verplanten,
in ’c eerfte Jaar by droogte, v o g t te houden, en voor fterke
Zon %vat te hefchaduwen, gelyk als te voren by ’c Stet-
ken (_§ 1 1 . ) gezegt is.
5 WIk
heb te voren reeds g emeld, dat de Druiven veel warmte
tot hare Ryp -word ing nodig hebb en, en derhalven b y Ons
niet w e l , gelyk in de warme Lan d en , op enkelde Stokken
hare R yphe id kunnen v erkryg en , maar aan Muuren o f
Schuttingen moeten geplant worden, omtrent welke de Warmte
door de Reflexie der Zonne-Stralen veel vermeerdert
word t Inmiddels zo moet men hier b y wel aanmerken,
dat, fchoon At Druiven warmte begeeren, dezelve nogtans
liefft een langduurende warmte willen hebben, en geen
brandende Zon kunnen verdragen , inzonderheid omtrent de
tyd van haar Ryp -word ing, als waar door ze ta a i, en dikhuidig
wo rden, ja dikwils geheel verdrogen, en die wel voorname-
tyk de vleefchige Druiven, als de Mufcadel, Frontignac, en
Frankendaler ,U ic . Kunnende de Waterige, ú sd tP a a r l-d ru ifí
vroege van der Laan, Leipziger, í c e ., beter een fterke Zon
uitftaan: Derhalven, dewyl de Zon aan de eene warmer
en meer brandende i s , als op de andere, zo behoorde
men de Zoorten der Druiven niet onverfchiilig aan allerley
F.xpoßtien te ftellen; D e befte Expofitie voor vleefchige Dru i.
ven, en vervolgens voor alle in ’ t algemeen, isdtZuid-Ooßer -
ß a n d , dewyl die niet al te brandende i s , en wegens mee^
andere voordeelen , in ons Eerße Deel b y het verhandelen
van de Expofitien gemeld; daar aan volgt de Ooß er -, en de
Ziiider-ßand, zynde deze la a t fte ’t bequaamfte voor de w a -_
terige Druiven.
Aan d t Expo/iiienvttl o v e r 'c Zuiden naar ’ tW e f te n , moet
men nooit Druiven ftellen, dewyl d e ze lv e , behalven andere
gebreken {Eerße Deel, Expofitien), geen warmte genoeg geven *
om de Druiven te doen ryp worden, ten ware weinige vroege
Zoorten; die egter daar niec zeer fmakelyk worden.
Zommige Liefhebbers hebben onderzogt, de Ws»gMrdtH
by ons nan Stokken te teelen, maar dit wilde niet gelukken,
ze groeijen daar aan wel genoeg , en brengen ook Vrugten
v oo rt, maar die niet ryp worden, ten ware in een zeer voordeelig
Jaar. Da aren tegen is die manier g oed , om de D rui-
ven op de Dakken der Gebouw en, die niet zeer hoog en op
k Zu id en , Zuid-ooften, otOoiden geexponeeri zy t i, te leiden,
gelyk ook b y ons veel g efch ied , alwaar men be v ind , dat de
Draiven zeer goed worden, en zomtyds beter als aan goede
Mimren; waar van de reden is , om dat de Z o n daar op zo
brandende niet en i s , dewyl veele Stralen tulfchen de Pan*
nen been opd e Zouderinge dringen, ’t w e lk teffens dc Dru i.
ven zo wel Nagts van agteren, als ’s Daags van voren ver-
warrat, en dus ryper doet worden.
In navolging van deze laatft-geraeldc ondervinding, z 9
praiikeeren zommige Liefhebbers Latvverkon op een warme
plaatze van de T u in , van p à i o Voeten h o o g , die ze van
agteren met Dak-pannen doen digt behängen, in meninge
van de Druiven daar door zo veel te beter te doen ryp worden
, even eens gelyk als op de Dakken gefchied ; Maat
de ondervinding lee rt, dat ze daar door weinig voordeel genieten,
door dien het een groot onderfcheid is tuffchen een
Da k
D.ak van een I lu iz in g c , en de gemelde Latwerken met Pan-
nen bekleed , in deze worden de tuffchen de Pannen doordringende
Zonne-ftralen, en gevolgelyk de Warmte, niet bewaart,
maar door de L u g t en Wind verftrooit, daar in tegen
die op de Zouderingen behouden b ly f t , en dns aan de
Druiven van veel nut kan zyn.
§ 22.
T o t het planten van Drulve-homen, om zô op de Dakkert
te leiden, als mede aan hooge Muuren, & c ., moet men zo danige
verkiezen, die van Natuur veel Gewas maken en hoog
g ro e ijen . B y v o o rb ., i e vroege van der L a m , Leipziger,
Goed.Edei.Franken-daaler.Mufcadei. & c .,e n g e ly k de meefte
vleefchige Druiven doen.
5 23.
In de Geweften die warmer zyn als het o n z e , beplant
men de Contre-Espaiien,Prieelen, en Berçeaux met n'jnßokken,
die niet alleen cierlyk ftaan, als ze wel onderhouden Worden,
maar ook fchone Vrugten g ev en , dog dit kan Met te L a n de
o o k , om gemelde R e d e n , niet gefchieden, ten waare van
eenige der vroegfte Z o o r ten , en op een zeer voordeclige
Plaats.
S 24.’
Aangaande de Dißantie die men de Wynfiokken ' aan de
Mmiren en Stekkagien geven moet, hier in ihoet men z ig
teguleeren naar den Aard der Zoort , en na de Deugd des
Gronds; dewyl z ig de eene Z o o r t, van N atu u r, raceruitbreid
als de andere, ook dezelve in cen fterke Grond weeldctiger
groeijen als in een gemeene; makende in het bezondere in
O nze kleiagtige Gronden zeer weeldrig Houtgewa s : Ik heb
in myn Eerße Deel, eenige aanwyzing gegeven van de Dißa n.
tie der Druiven. £n
Dit zal dan g en o e g , g elyk ik ra e en , gezegt zyn van de
Voortteeling en Planting i e t ffLynßokken : N n is dan nog
overig de behandeling der h e ]w i e PFynßokten, die zee t
tioodwendig is , ora veele en goede Vrugten te hebben, namelyk
’t Snoeijen derzelver. Daar is geen Boom- o f Heefter-
G ew a s , waar aan hec Snoeijen hoodzakelyker is als d e z e :
Indien men daar aan het Mes niet g eb ruikt, men zoude dan
eiet anders als veiwildetde Sttuiken, zonder o f met weinige
o f flegte Vrugten hebben.
S 25.
Ik zal U E . deze Snoei-wyze tragten voor te ftellen, zo
ko rt, klaar, en duidelyk a ls ’t doenlyk is ; voor a f moet ik dan
z eggen, dat ’er tweerley Snoeijing aan de LFynßok geoeffent
word, namelyk dc Winier- en Zomer-Snoejingi welke laatfte
zeer nodig en onvermydelyk i s , om de Lo ten te betemperen,
en g oed , vrugtbaar Hont te verkrygen, fchoon dezelve by de
meefte Hoveniers verzuimt word ; Daat in tegen dc eerfte
hoofdzakelyk dient, ora den kFynßok k o r t , en b y zyn kragt
te behouden, en goede fterke Loten te doen uitfptuiten, toe
voortbrenging van fchone grote Vrugten en Troffen.
Aangaande deze Wintet-fnoeijing, heeft men dan hoofdzakelyk
tc letten, op de volgende zaken.
1. Op de Snoei-wyzei
2. Hoe lang of kort te fnoeijeH.
3. D e Tyd van het fnoeijen.
\
% 2^.
W a t de be treft, zo raoet men# vöor en aleef
men begint te fnoeijen, de geheele Boom overzien# en 0-
verwegen wat daar aan te doen fta a t, welke Loten dienen
behouden en lang gefnoeit, en welke w e g o f heel kort moeten
gefnoeit worden; Het zyn de zw a r e , welgevoedde
L o te n , en inzonderheid die kort-ledig z y n , en dikke Botten
hebben , die men tot Vrngc-voorcbrenging moet bewaren,
en lang fnoeijen, om dac die doorgaans, als de meefte kragt
hebbende , de grootfte en meefte Troffen voortbrengen;
Deze komen doorgaans aan de einden der in het voorgaande
ja a r gefnoeide Loten v o o r t , dog ook wel meer beneden-
waarts, invoegen dat het bovenfte dan de zwakfte is, en in
zulken gevalle word het bovenfte tot aan het lagere zware
geheel w e g , cn dit vervolgens lang g e fn o e it: D e overige
S 2 lagere
i S
<■ Í A L i ■fell
m
{:W
i " '
z e - .