f .I
d o g is in allen zo zoet en geurig n ie t , komt ook wat later
aan.
D e G R O E N E L A N G -S T E L IG E V Y G . Is tamelyk groot;
van Gedaante wat langwerpig; yan Koleur groenagtig; de
Steel is veel langer als die van andere Fygin, en het Vleefch
IS roze-rood ; haar Smaak is zoet en aangenaam g en o e g ;
maar ze draagt weinig.
De G R O T E G E E L E . Is cen v ry grote V y g ; van Gedaante
langwerpig-rond; van Koleur geelagtig, cn zomtyds een wei-
nig bleek-bruinagtigmaar voren; haar Vleefch is vleefch-verwig,
maar niet zeer fmakelyk; ze rypt tweemaal in k Jaar, in de
Zomer en in dc He rfft, dog verkrygende in de Herfft de
meefte rype Vrugten.
D e G R Y Z E V Y G . Is tamelyk g to o t; van Gedaante lang-
werpig-tond, van voren pla t, en wat getibt o f kantig; van
Koleur bleek-groen en grys- o f ros-agtlg; haar Schil is d ik;
haar Vleefch hoog-roze-rood; z e r y p t ook tweemaal in k Jaar;
maar is niet zeer geurig van Smaak; cn de laatfte Vrngten
worken dikwils niet wel ryp.
D e ZW A R T E V Y G . Is redelyk g to o t, en heel lahg;
haar Koleur is heel donkerrood, byna zwart; en haar Vleefch
is purper-roodagtig, van een goede zoe te , aangename Smaak;
z e komt v ro e g , voor de grote IFiite,
Daar word hg Do dm at,s ,L cb ,l, Dakchamp, e „ andere oude
Autheuren van eene kleine en läge Fygcboom gesvaagt, maar
men vind die nergens, en de Liefhebbers zyn van gedagten,
dat die niet anders is , als een door gebrek van Voedzel klein
en laag geblevene gemene Fygoboom, gelyk gefchied, als ze
in Porten geplant worden.
S 4-
D e Fygcboom bemiiid van Natuur een g oed e, v e tte , wel
gcraefte, en liever d roge, warme, als v o g te , koude Grond,
in deze laatfte zal hy ook heel wel groeijen, maar de V ru g ten
worden daar in zo fmakelyk niet: H y begeert o o k , om
goede Vrngten te verkrygen, een g oed e, warme, zonnige
plaats, en een v r y e , opene L n g t; derhalven plant men die
doorgaans tegen Mtiiiren o f Staketten, die wel gecxponeerf
z y n , waar aan de Takken vaft gehegt worden, dog niet, ge.
lyk als andere Efpalier-boomen, alle Takken teffens en digt
aan de Muur; men breid alleen de grootfte Takken ordems-
lyk u it, en maakt die aan dwars-Iatten, welke aan Stokken
o f Staaken, tot dien einde op eenige afftand van de Mmir,
& c , , op order in de Grond gezet zynde, v a ftg ehe gtzyn, mce
Eind-Teenen vaft, latende de overige kleinder Takken , in
volle vrylieid groeijen.
% 5.
Men teelt ze ook w e i op Stammen, die op een goed e,
warme, voor Winden gedekte, Plaats, geplant worden, en
waar van de Vrugten fmakelyker geagt worden, als die aan
Muuren, & c , , gegroeit z y n ; waar van de Reden is , om dat
de Fygm wel veel maar liefft een geftadige en getemperde,
en geen al te fterke, brandende wannte , begeeren , gelyk
ze b y fterke Zonnefchyn aan de Muuren ontvangen, inzonderheid
als ze te digt aan de Bluuren ftaan.
Z e worden ook wel in grote Potten o f honten Vaten gez
e t , en ’s Winters in het Oranje-Hm o f op een andere Iiig-
tige Plaats daar het niet en v r ie f t, voor de V o tft bewaart,
dewyl ze dezelve niet kunnen uitftaan; hoewel haar een klein
Vo tftje niet hinderlyk i s ; zynde de Vrugten hier van ook
doorgaans geuriger, en worden vroeger ryp , om reden dat
de Wortels rondom meer door de Zon verwarmt worden.
Men zet ze niec eer binnens H u is , als wanneer het beginc
te vriezen, dat doorgaans in de Maand November voorvalf,
en men brengt ze weer buiten in de voigende Maand A p r il;
moetende in die tufTchen-tyd niet verzuimt worden , door
openftelling der Glazen, als het niec vrieft, dikwyls te lug-
ten.
5 7-
Die welke in de Grond geplant ftaan, moeten in de W in ter
gedekt worden, ’tw e lk gefchied met Stroo o f lange Sroo-
^ ® agcige