“11:
0 "
[ i
ff
4+ E S C H R Y V I N G v a n d e P E R S I K E N.
Ptrßktn vöel op SWm iri de Wynbergen geplant, en brengen
dus goede Vrugten v oo rt; maar dat dit hier te L a n d e , w e gens
’c Climaat, niet gefchieden kan , begrypt een kundige
heel lig t; geiyk zulks ook de ondervindlnge leert.
S 8.
Verders zo begeert de Perßke-Bo6m, een goede, Serielle,
vrugtbare, en , op dat de Vrugten we! ryp en fmakelyk word
en, liefft een loife zandagtige Grond, ook geheel geen M e ft,
en wel voornamelyk geen verfchc (P a a rd e -M e ft) , gelyk de
meefte andere Steen-Vrugteii, want b y daar door aan 't qiiy-
nen, o f aan ’t gommen raakt en verfterft.
§ .9.
H y word b y ons voortgeteelt alleen door middel van «» -
Jeering op Pruim, o f op Apricoos, die eerft op Pruim geocu-
leert is ; om dat ’c enten in de Klöve niet wel gelukken wil.
T o t OcuJaiie-Pkntzoenen bevind men ’t beft de Uitlopers
van de Kroosjes-Pruimen , o f van de blauwe vroege Damas,
willende, door ondervinding, op de Boere W it te , o f op de
Eyer-Pruim zo w e l niet vatten, o f worden geen goede was-
felyke Bomem
T o t ’t oculeeren van Apricoos op Pruim, om vervolgens op
de Apricoos, Perfik te zetten, is de kleine o f PrinceJJe Apri-
coos de befte, dewyl de ondervinding lee rt, datze op andere
Apricofen niet wel vatten willen, welke Uitlopers op de Boere
witte o f vroege Damas gezet worden, en niet op Kioos-
j e s , waar op ze niet zo wel tieren. De ze manier van ocu-
leeren van Apricoos op Pruim, om daar naderhand Perfik op
te ftellen, word gedaan, om dat de Bomen dan niet zo
weeldrig groeijen, en de Vrugten vroeger ryp en fmakelyker
worden.
% 10.-
D o g deze op verfchillige w y z e geoculeerde Plantzoenen,
moeten weer verfchillig tot de Planting gekozen worden, na
de verfchillige aart en deugt des Gronds.
In droge zandagtige Gronden raoet men nooit andere
Perfiken planten als die op Pruim gesnt z y n , ora dat die
op Apricoos daar in te mager gewas maken, en daar door
flegter Vrugten voortbrengen , en van korte Leef-tyd z y n ;
daar in tegen in zw a re , vrugtbare K le y - en andere gronden
behoord men geen andere te planten als op Apricoos, dewyl
die op Pruim daar in te wild gewas maken, laater ryp worden,
en doorgaans een ruwe flegte Smaak verkrygen, ten
waare in zeer goede Jaaren.
§ i r .
In Frankryk worden de Perfiken ook op Amandels, die uit
de Pitten gewonnen z y n , geoculeert, maar dit wil hier te
Lande niet wel gelukken; want de Bomen daar door, ora
dat de Amandels flegte Wortels maken, en b y ons uit ’t Zaad
niet al te wel groeijen, als meede, wegens ’t Ciimaat, niet
wel groeijen w illen, en dikwils fchielyk komen te verfterv
en: O ok de Vrugten droget en onfmakelyker vallen.
Het teelen van jonge Plantzoenen uit de Steenen van Per-
fik en, ora vervolgens daar op te oculeren, is b y ons ook niet
praliicabel, om dat de Bomen daar v.in b y ons zelden wel
groeijen , r ie t oud worden , en zelfs dikwils fchielyk verfterven
, om reden dat de Steenen, o f liever het Zaad in de
Steenen, b y ons niet volkomen zyne rypheid verkrygt.
% 13.
T o t ’ t planten moet men nooit ouder Bomen verkiezen,
als van E e n - , o f T w e e - , o f ten hoogften Drie-jarig oculatie-
gewas, om dat oudere zo wel niet groeijen willen, en men
daar en boven geen zo nette Bomen van leyden kan.
5 14-
B y h e t planten moet men zorg dragen, dat men de B(>
men niet te diep Plant, want anders willen ze bezwaarlyk
vatten, o f verfterven veeltyds daar na , al quynende, langzamer*
B E S C H R Y V I N G v a n d e P E R S I K E N.
Eierhand; en de Vrugten worden zo finakelyk n ie t , door
dien de Zon de Zappen der Wortel niet genoegzaam kan
aandoen ende rtfimtren. Indien de Grond vogt is , is liet
zelfs beter dat men ze wat hoger (ä ä t V o e t,) als de or dim.
n s Grond plant, de Gronc^, rondom den Boom zo veel ver-
hogende; tot dien einde, ora deze hoogte tc-verkrygen,
z y n d e Rabatten längs de Efpalkrs van veel dienft, die men
3. k 4 Voeten breet maken, en waar op men allerley fy-
ne Bloim- en andere G omß in plaatzen k a n ; dog daar hy
dient nauwkeurig agt g ege ev en, dat men de Wortels' by het
.bearbciden des Gronds niet rocre , ’t welk deze Bomen in \
byzondere zeer veel nadcel doet, en qtiynagtig maakt.
Wyders moet men de Wottels b y het planten niet te kort
fnoeijen, ’t welk de groci-vatting zeet veragtett.'
Wanneer de Perßk- hum een goede vrugtbare Grond ont-
mo et, waft hy doorgaans fterk, bloeit cn draagt overvloed
ig , (te weten, als de Vrugten niet door de konde in 't
Voorjaar vetnielt wo rden); d o g 'tw e lk ook deOorzaak is , dat
h y niet zo oud word als andere Boomen, zynde zyn grootfte
Leeftyd in goede Gronden, niet langer dan 1 5 , ten hoogften
ao Jaaren, waar door dit Hoogduitfch Versje ontftaan
is.
Pfirfich-haum und Bauren gewald,
fVacbfit fchml uni vtrgehtt bald.
Men moet derhalven b y tyds weer jonge Bornen planten,
om niet fchielyk uit de Vrugten te geräken.
S 15.
Daar is geen B oom, waar aan meet Konft cn Oplettcnd-
heid nodig is , om hem wel te fnoeijen, als de Perßk-boom,
met om de Vrugten, want deze Boom van Natuur zeer gewillig
en vroeg draagt, maar alleen ora het Fatzoen, en wel
hoofdzakelyk dat hy van onderen niet kaal worde o f naak-
te Armen v erkty ge , als mede dat hy langer Jaaren in flenr
mag b lyv en , en fchone Vrugten voortbrengen. De Behan-
delinge van lict fnoeijen heb in het lerße ioel { I I I . B Hooftd.
4 - ) . zo ik raeen, duidelyk aangewezen; alleen zal ik hier
45
nog maar eenige zaken van belang weer erinneren, namel
y k , dat men voor al zorg dragen moet, dar men de Wa-
ier-loten niet de baas laat fpelen, maar by tyds wegfnoeit o f
inkort, ’tw e lk ’tb e ll gefchied in de Zomer door afknyp ing,
en zo men ziet dar een Boom zwak is# we inig, o f dun en
mager Gewas maakt, moet men hem te gemoet komen, mee
de zwakke takken, in het Voorjaar b y de fnoeijing, o f ook
wel in de Zomer by de Zomer-Snoeijing, geheel weg te
fnoeijen; waar door de overige meer fterkte verkrygen.
En op deze w y ze zal men de Boom langer Jaaren ln goe-
den ftaat kunnen houden, inzonderheid die op Apricoos geoculeert
is , die doorgaans minder Gewas maakt als op Pruim,
voornamelyk als de Grond niet al te gunftig is.
Daar zyn Hoveniers die meeft alle de kleine tedere T akken
aan den Boom laten, juift uit geen quade intentie, om
dat ze dezelve doorgaans vol van Bloei-knoppen z ien , dog
in der daad uit onkunde o f gierigheid; want deze kleine
Takken zyn het die de Boomen binnen korten, zo men ze
niet wegneemt, door haar overvloedigheid doen quynen en de
Dood veroorzaken ; Ook worden de Vrugten aan deze ten-
g e rcT ak je s , wegens haar weinige kragt, niet zeer groot, eq
blyven onfmakelyk.
B y de Zomer-fnoeijing moet men geeO Loten korten, en
alleen maar de Water-locen, en zwakke Takjes, gelyk te vo-
ren (§ 1 5 .) reeds gezegt is , als mede de overvloedige T akken ,
en die qualyk geplaatft z y n , wegfnoeijen.
Met het äanbindeii der jonge Loten in de Zomer, dient
men ook niet te haaftig te z y n , inzonderheid in heete Z o mers
en Climaten, door dien de lofle Takken de Jonge Vrugten
befchaduvven en dus voor de verbranding door de Zon
bewaren; want fchoon de Perfiken veel warmte tot rypwording
nodig hebben, zo begeeren ze dog liefft een langza-
me , geftadige, niet al te fchielyk brandende, Zonne-warmte,
gelyk reeds te voren (§ 4.) aangemerkr is.
§ 17. Dewyl
'I