L Y S T
D E R
Z AME N S P R A A K E R
IS
i II
1 .ll.
1.
II.
III.
IV.
V.
VI.
VII.
v i i r .
IX.
X.
XI.
XII.
ZAMENSPRAAK OVER HET BESCHOU-
WEN VAN GODS WERKEN. Bl. I - “ 7,
OVER HET UITSPANSEI, EN
DE HEMELSCHE LICHAAMEN. 8 -—15.
OVER DE LUCHT EN DE VER'
HEVELINGEN. 16 ---- 30,
— ---- O VER D S AARD2 . 3 1 ___ . 3 3 ,
--- - OVER DEN MENSCH. 3 3__ 3^^
■--------- OVER HET LAND EN HET
' ’ " E S - 5 5 — 6 0 ,
--------- OVER DE EIGENSCHAPPEN
DER DIEREN. ß j ¿3.
------- OVER DE DIEREN 0N2ES VAd
e r l a n d s . 6 6 - i - 6 s > .
“ OVER DE EIGENSCHAPPEN
d e r VOGELEN. __ 7 3 ,
— * OVER DE VOGELEN ONZES
v a d e r l a n d s , 7 0 _ _ 3 p .
“ OVER DE EJGENSCHAPPiN
d e e v i s s c h e n . g o — 83«
— OVER DE BYZOKDERE VISSCHEN
ONiES VADBRtAWDS, 8;!---- 86.
XIII.
XIII.
X IV .
XV.
XVI.
L Y S T D E R ZAMENSPRAAKEN.
— OVER DE EIöEHSCH APPEN
DER INSECTEN. 8/
OVER DE BYZONDERE INSECTEN
ONZES VADERLANDS. p o
OVER DE EIGENSCHAPPEN
DER PLANTEN. 9 6
— — OVER DE VERSCHEIDENHEID
- 89.
■9S-
— 10 0 .
XVII.
XVIII.
XIX.
XX.
X X I .
XXII.
EN NUTTIGHEID DER PLANTEN
ONZES VADERLANDS. 1 0 1 -
—— OVER DE BLOEMEN. l o p -
—— OVER DE ZAÄDEN, I I 4 -
— OVER DE VOORTBRENGSELEN
VAN HET OOSTSN EN VAN HET
WESTEN.
T — OVER DEN OOGSr. 1 2 1 -
OVER DE BOSSCHEN EN
BOOMEN ONZES VADERLANDS I 3 0 -
■ — HET BESLUIT. I 3 6 -
- 10 8 .
■113.
-120.
- la p .
-135.
■1 3 3 -
■‘ i . f
Hoa