
»
p 8 WORTELEN. STAMMEN. STENGELS.
V . Waaruit groeien de Planten?
A . Uit ZAADEN, die in fraaie Zaadhnisjes klein
beflooten liggen,
V. En waardoor worden Zy groot?
A. Door de lucht eu het voedfel, dat is door
de vogten des gronds , die in de zeer kleine openingen
der wortelen indringen.
V . Hebben zy ook licht noodig?
A. Zekerlyk , want in het donker fterven z y .
V. Waartoe dienen haar de w o r t e l e n ? '
A . Om , gelyk ik zeide , voedfel uit den grond
te haalen , en ook® daarin vast te kunnen ftaan.
V. En tot welk mit ftrekt de b a s t , die dezel.
ven allerwegen bedekt.
A . Tot een k le ed , om door uitwendig ge-
iveld niet befchaadigd te worden.
V. Wat merkt gy aan omtrent de s t a m m e n ,
en de s t e k g e l s ?
A . Dat ze allen verfchillen; doch Planten , die
als .Erweten en Klimboomen , zwak van ftam z y n ,
hebben haakjes ontvangen , om zieh ergens aan
op en vast te kunnen houden.
V. Waarom groeien fommigen zo hoog pp?
A . Ora dat dit haar aart is , en z y dus meer
de vrye lucht kunnen fcheppen , die z y altyd beminnen.
V. En anderen fchieten niet op in de^ hoogte ,
■ gelyk de Kropfalade , dan wanneer ze Zaad zullen
geeven.
A. Dit gefchiedt te r e g t ; want anders ^kon het
Zaad , op o f digt by den grond liggende , ligtlyk
rotten , o f door Infeften vernield worden.
V . Waartoe dienen de takken?
® A . Offl
Hl
SOOR T E N I N B l a d e r e n . 99
( A. Om Bloemen , Vriichteii en Zaaden te draagen.
■■ - ■............■ - .
V. Wat zyn de icmo ppen der Takken?
•: A. Bladeren , : die zeer keurig geplooid o f op-
:gevoiiwen liggen en naderhand trapswyze ont-
zwagteld worden,
V . Verfchillen alle b l a d e r e n der Planten?
' A . Men kan w e l , gelyk men my gezegd heeft,
honderd en negenëndertig verfchiilende Eigenfchap.
pen daarin vinden , dat zeer veel is , en niemant
Bgtlyk zou raaden. .
V . Waarom ,is;. :de bovenfte oppervlakte der
Bladeren zo g la d , zo fchoon gevCrnist?
A . Om za tegens het inwateren en verderven
le bewaaren. ’ ’ l , : -,
V. En hoe is de onderfte-oppervlakte gemaakt?
A . Z o -, dat dezelve den .voedenden en ver-
kwikkenden Daauw kan ontvangen.
V . Waartoe dienen verder de Bladeren?
A . Om de Vruchten tegens de koude en hette
te bewaaren, om de fappen te k o o k en , ook om
ons lommer te geeven , en tot andere einden.
V . Zyn er wel twee volkomen gelyke Bladeren
aan eenen Boom?
A . Neen ; zelfs niet- in de heele waereld te
vinden.
V . Staan de Bladeren wel in eene goede orde
rondom de Stengels en Takken?
A . De Schepper héeft daartoe vyf manieren be-
paald , die men my in ’ t vervolg zal leeren kennen
, om dat ze zeer groote blyken van Wysheid
vertoonen.
V . Wat is hier verder opmerkly.k?-
' ■ ■' \ - G 2 A . Dat
h ñ
t i í i
fl
m
K ?
"% '
-ril
M