
lO Z O N , L I C H T .
V. Zy geeven ons dan geen mit?
A. Z y doen, en vooral de n o o rd s te r , zo ge-
noemd , om dat ze in het Noorden ftaat, groote
diensten aan de Zeelieden , die , haar ziende“ den
weg op de wyde Zee naar andere Landen weeten
te vinden.
V, Welk Hemelscli Lichaam, nuttiger voor ons
dan de Sterren , ftaat nader by onze Aarde?
A . De heeriyke z o n , altoos fchoon en waar-
dig te be zien , vooral by den op- en ondergang.
V. Z y fchynt grooter dan de Sterren te zyn.
A. Z y ftaat meer dan i-jieeendertig millioenen my-
len ver. van ons a f , doch de Sterren nog ver-
d e r , en daarom fchynt zy grooter dan de Ster-
ren te zyn,
V. Hoe groot is zy dan ?
A . Wel tienbonderd duizendmaal grooter dan on«
ze Aarde , en egter niet zeer groot in ons o o g ,
alieen om dien verren aflland.
V. Staat zy niet te ver , o f te digc by ons?
A. God heeft net afgepast , hoe ver zy moest
ftaan : ftondt z y digter , wy zoiiden verbranden;
en verder a f, wy zouden van koiide yergaan.
V. Z y doet ons dan meer mit dan de Sterren?
A . Ja ; door haar is de Aarde alles aan God
fchuldig; want zy doet alle Schepfelen leeven ,
meet onze dagen en jaaren a f , verlieht, zuivert,
verH-armt, en droogt a lle s; zy geeft groei en
krag t, vervrolykt de droevigen , en geneest zeifs
lömtyds de kranken.
V. Hoedanig is het ijcht deezer groote Zon ?
A. De Zon meest o f geheel uit Vuur beftaande
^ zo breidt zieh het. Licht van dat vimr om
b g .
J
Z O N . S C H E M E R I N G E N . I I
begryplyk ver uit ln het Uitfpanfel: het is zeer
fyn , want het gaat door het gias heen , daarby
zuiver, en verwonderlyk geiyk verdeeld , want gy
en ik hebben er altyd van. evenveel.
V. Wat denkt gy van haare steaalen?
A . Dat ze Licht en Vuur te zamen zyn ; want
als ik, veelc Straalen in een Brandgias byein ver-
zainel , dan kan ik door derzelver Vuur iets in
brand fteeken,
V, Wat is hier zondeiiing?
A . Dat de Straalen der Zon oorzaak zyn van
de fchoone Koleuren , van de Morgen en Avond-
Schemeringen, en van het vrolyk Licht in onze
Bluizen.
V . Wat verftaat gy door de Morgen en Avond-
Schemeringen?
A . Dat het Licht der Z on , ’ s morgens, lang-
zaam aankomt, en even z o , ’s avonds, w ier weg-
g a a t, zynde het dan niet volkomeu donker , en
ook niet regt licht.,
V. Waartoe dient dat?
A . Om dat wy anders, plotfeiing, uit den don-
keren nagt in den helderen dag zouden ftorten ;
en ’ s avonds , eer men er op dacht, door den
nagt overvallen worden : het eerfte zouden onze,
oogen niet kunnen verdraagen ; en het ander zou
ons dikwils groote verlegenheid geeven. Tegen
beiden heeft God dan door deeze Schemeriiigen
wyslyk voorzien.
V . Hoe komt het Licht in onze Hu izen, al
fchynt er de Zon niet in lynregt?
A. Door eene verwonderlyke eigenfchap van
dikwils geboogeu , o f van de eene plaats tot de
gadeje afgekaatst en diis verfpreid te kuimen worden.
1 •
-i