
m I ä ! ::
!■
i l
V E E R T I E N ö S
■Z A M E M :S -P .E, A A K
O V E R 0 ;E B Y Z O N D E K - K
INSE CTEN ONZES V ADERE AND S,
VRAAG . Zo ik- u nu eens aangaande eenige by-
zondere Infeften vraagde : zo ik U eene beden.
king tegen luv yoorig'gezeg^ie van derzelver fraai-
heid maakte en tegenivierp ; lü iz en en vlo o ien
zyn niet fraai , nigt voordeelig , niet nut? '
AN TW O O R D , Beideir door een vergrootglas gezien
hebbende , ftondt ik verbaasd over derzelver
verwonderlyk m'aakfel; en zo z y dienen , om ons
de Zindelykheid te leeren, wyl die voor on's zeer
gezond is , dan zyn ze ons zeer nuttig.
V . Maar, veele Infeften tasten aan onze Klederen
, Boeken , Hout , Oiiwe ls, en meer andere
dingen.
A , Men kan ,ze , gelyk ik gezegd ,heb , o f af-
weeren , o f ten minsten daaruit leeren de yergangr
lykheid yan aile dingen: zelfs van die w ÿ meesf
beminnen , dat ons ook niet minder nuttig îs.
y . Welken ontzien niet onze Klederen?
A , Men noemt z ç r o t t e n ; Wonnpjes, die , ■ ■ - ■ - . .................
•INSECTEN IN HUIZEN EN TUINEN. p i
de : wol van -dezelven . afknaagende , daaruit een
langwerpig hulsje maaken , daarin . woonen , van
de wol leeven, en daania veränderen in grys ver-
zilverde Uiltjes , ; die men my dikwils, in onze
Huizen ’s zomers vliegende , heeft aangeweezen.
V, Hebben’ wy er nog meer in onze Huizen?
A . V e e len , .en daaronder v l i e g e n , s p i n n e n ,
MYTEN op , en WORMEN ln onze Kaazen, in Stoe-
len, Tafels , en een t o r r e t j e , . dat dikwils in de
blinden der Schuifraamen zit te kloppen , als een
‘ horologie , waardoor bygeloovige Lieden bang worden
, ’t geen Idnderagtig is.
, V. Zyn ook daarbuken Iiifeclen op her Rand en
in de Wateren?
A . Men heeft my gezegd, dat.er een ongeiooflyk
groot getal. is in ■ de Zee , in de zoete Wateren,
en -overal op het Land,
V . Welke yoornaamen zitten aan de Planten?
A . LüiZEN, die veel kwaads er aan doen ; een
-Beestje , dat in een hulsje , ’ t geen fchuim gelykt
te z y n , woont , en zieh daaronder voor eenen
tyd verbergt, daarom genoemd het s c h u im b e e s t j e ;
WORMEN , die de bladeren zeer aartig zamenrollen
tot eene wooning , en ■ deswege b l a d r o l l e r s geheeten
; nevens veele s p in n e n , eu een groot getal
t o r r e t j e s : ’ ook vindt men op Boomen , Mo-
-lenaars, d ie 'u it 'e en en Worm, in den grond lee-
vende , voortkomen.
V. Zyt gy niet bang voor s p i n n e n ?
A. Zou ik bang zyn voor een Diertje, dat
yoor my v lu g t ; dat ik met aanraaken kan verplet-
teren ; dat zulk een konstig webbe maakt; dat de
Vliegen vangt, die op de druiven te gast willen
gaan;
I’ I
à |
| k -
:: / '