
Pi
f ö l ' ■
i 8
i 1
I I
!;
W Q L K E N. R E G E N .
P fi
de anderen worden uit Water gebooren , als de
Regenboog, Sueeiiw, Dampen, Wolken, enz.
V. - Wat zyn d a m p e n en Wo l k e n ?.
A . Dampen zyn , o f dünne en onzigtbaare
Vögten, die in de Lucht zweeven, o f meer ver-
dikt zynde en diis zigtbaar geworden , draagen zy
den naam yan w o l k e n , die door den w in d ,
niet anders^ zynde dan L u c h t , heen en weer in ’t
beneden Uitfpanfel by en over onze Aarde gedree-
ven worden. Dit i s , als een zeer goed Werk van
God , al in oude tyden opgemerkt. God hindl de
isateren in zyne wolken. Job XXVI. 8.
V . Vanwaar komen die Dampen?
A . Door de wärmte ilygen z y op uit de Aar-
de en al wat op dezelve i s , en hangen, wegens
liunne iigtheid in de benedenlucht, daarom de
Dampkring geheeten. Hy , naameiyk Ged , doet
dampen opklimmen van het einde der aarde P f
CXXXV. y.
V . Wat doen z y in de Lucht?
A . De Dampen, tot Wolken gevormd in de
L u c h t , vennaaken daar ons oog door hunne altyd
verfchiilende gedaante, behoeden ons ook te-
gens het ilerke Zonnelicht, beletten het geheel
uitdroogen der A a rd e , geeven eene aangenaame
fchaduw , verkoelen de lu ch t, en worden , vuii
opgeklommen z yn d e , aldaar van God gezuiverd,
, en tot eenen frisfchen Regen bereid.
V. Hoe komt de r e g e n ?
A . Ais de Lucht zo voi is van zwaare Dam-
p e i l , dat z y die niet langer kan ophouden; dan
vereenigen zieh die dünne vogten, en vallen neer
in fyne o f groote Droppelen, welken men Regen
noemt.
V. Wei-
V. Welke middelen heeft God be ilemd, om
Regen te verwekken?
A . Wyl w y dien niet kunnen misfen , zyn er
ten minilen drie zaaken, Hette, Koude en Win-
dén , die den Regen baareii. ■
V . Waarom valt die in Droppelen?
A . Viel dezelve in dikke Straalen , de Gron-
den der Aarde zouden toeflaaH , geene Zaaden dan
daaruit kunnen opfchieten, de tedere Planten zou-
deii. gekwetst worden , en w y veel te lyden hebben.
V . Wat brengt den Regen overal?
A . De Winden , d i e , op Gods beilelling, de
Dampen en Wolken wyd en zyd heenvoeren.
Daarom wordt er gevraagd: Heeft de Regen eenen
Fader P , dat is , eenen anderen , dan God , die
denzelvén v e rw e k t, , verdeelt en uitgiet. Job.
XXXVIII. 28.
V . De Regen is ons dan iiuttig?
A . Onbegryplyk n u ttig! God zuivert de onrei-
ne , verkoelt de warme , o f verwarmt de koude
Lucht door den Regen. Ook verkwikt Hy door
deiizelven de vernenste Planten, maakt den Grond
vruchtbaar , formeert de R iv ie ren , en geeft ons
het onontbeerlyk Water..
V . Dit zyn veele weldaaden!
A . Ook tekenen van waare A lm a g t; want alle
Menfchen kunnen geen één Droppeltje forniee.
ren , o f het minfte Stofregentje geeven. Daarom
werdt er oudstyds al gevraagd : Zyn er ander de
ydeiheden der Heidenen, die doen regenen? o f kan
de H emel, als Hemel, droppelen geeven ? Jer.
XIV. 22.
B Ä V . Zyn
i 'e ^ l
v l
^ l 'i