
' I i in
60 w A T E H. V u u R.
A . Ja wel ; want dan begint men eerst bet Water
te waardéeren , en d e ' uitmmitenbeid van dis
liemelsch gefchenk te erkennen.
V . Hoe dan? 1
A . Men leert dan. zien , dar het niet alleen
dagelyks verelscht wordt tot eenen Drank voor
,Vee en Mensch , maar dat wy ook geene Spy-
zen kunnen kooken zoiider Water; dat wy het
ook niet llegts noodig hebben tot. reiniging onzer
Lichaamen , Klederen , en Hiiizen , maar dat
het ook in byna alie Fabrieken min o f meer te
pas k om t: weshalven men moet erkennen , dat
deszelfs dienñen ongeiooflyk groot zyn.
V . En wat zult gy van het vuur zeggen , dat
tegen het Water overftaat?
A . L iic h t , Licht , Water , en Vuur zyn vier
der vawonderlykfte dingen ! Het laatfte fchuiit
in alles , om dat men het altyd noodig heeft:
■het blyft in rust , als men het in rust laat:
heeft vat op brandfloffen, verlieht de droevige
duistemis, doet harde dingen fmelten , vogten uitwaasfemen
, en fpyzen gaar worden ; met één.
woord , het komt ons in duizend gevallen te fla-
d e , vooral in den Winter.
V . En gy beiluit daaruit?
A . Dat men, nadenkende den aart van L u ch t ,
L ic h t , Water en Vuur , o f de diensten , welke
God ons daardoor b ewy s t, in verbaasdheid zal
moeten uitroepen : hoe groot zyn uwe Werken, 0
Heere, gy hebt ze alle met wysheid gemaakt, bet
aardryk is voi van uwe goederen. Pf. C IV, 24.
% £ -
Z E V E N D E
Z A M E N S P R A A K
O V E R D
E I G E N S C H A P P E N DER D I E R E N .
VRAAG. Verdient ook de Schepping der d i e r e n
in uw oog eenige aandagt?
an tw o o rd , Zeer veel ; want God heeft , in
den aanvang der dingen, wel driemaal honderd duizend
foorten van Dieren , gefchaapen , waarvan
fommigen leeven in het water , op de aarde , o f
in beiden te gelyk ; doch anderen alleen in de
lu ch t, alle met zonderlinge , en zeer verfchiilende
hoedanigheden begaafd, verre weg minder
dan de Mensch , en zelfs aan hem onderworpeu.
V . Waarom zo verfchiilende?
A. Om dat w y ze anders niet zouden kunnen
onderfcheiden van elkanderen , het geen veel ver-
warring en nadeel zou baaren.
V . En waarom aan den Mensch onderworpen?
A . Om dat zy voor ons moeten arbeiden , het
geen zy anders niet zouden willen doen.
V . Z y hebben een Voorregt van fchielyker op
te groeien dan wy.
A. God
f
w i k i
m
rnWlm
* 2 1
> 1
f e i
i ..
Ï Y