
i A V Y F T I E N D E
Z A M E N S P R A A K
O V E R DE
E I G E N S C H A P P E N d e r P L A N T E I S .
. L
l l l ' í
VRAAG. H e e f t God behalven Menfchen, Dieren,
Vogelen , Visfchen en Infeften noch andere Schepfelen
gefchaapen?
ANTWOORD. Ja wel ! eene menigte van p l a n t
e n , die vast in de aarde flaan , e n , wyl z y
daarom elders den kost niet kunnen gaan zoeken,
vloeit haar aldaar het voedfel toe uit den grond,
’ t welk eene verwonderlyke wyfe fchikking is.
V . Zyt gy gaarne in t u in e n en in v e l d e n ,
daar zy wasfen?
A . Myne Ouders hebben my geleerd die te
beminnen , om dat daar zulk eene lleve ftilte is ,
en er veele nuttige dingen geleerd kunnen worden
, waarvan de woelagtige Waereld ons altyd
tot onze fchaade aftrekt.
V. Wat leert gy dan in flille Tuinen en Velden?
A . Ik zie er duidelyk, dat Gods bevel by de
eerfte Schepping volbragt wordt. D a t d e , aarde
uit-
L j
kk
S M A A K D E R P L A N T E N. 9 7
uitfchiete grasfcheutkem , kruid zaadzaaiende ,
vruchtbaar geboomte, draagende. vrucht naar zynen
a a r t , welks zaad daarin zy op de aarde ,en het was
alzo. Gen. I. i i , gelyk het veele honderden van
jaaren, tot heden toe zo gebleeven is.
V . Verwondert. gy U daarover ?
A. Moet men zieh niet verwonderen over eene
zo zonderlinge beftendigheid! , ,
V. Maar Menfchen, Dieren, Vogelen, Visfchen
en Infeften veränderen ook niet?
A . Om deeze beftendigheid moet ook onze
verwondering grooter worden. *
V . Wat treft u hier al meer?
A. Dat zo veel duizend Planten , zo digt byéén
ftaande , en dezeifde Zou en Regen genierende
, zo veel van eikanderen in fmaak verfchillen.
V . Vanwaar komt dat?
A . Om dat elk van een byzonder maakfei is.
V . Waarom is dat z o ?
A . Om dat de fraaak der Menfchen zeer onderfcheiden
is , en het een liever dan het ander
van elk gegeeten w ord t, waardoor nu ieder kan
kiezen , wat hem best behaagt.
V. Is hierin Gods hooge Wysheid re vinden?
A . Ja wel ; want als wy allen op dezeifde foorc
v a n Spyze o f Planten aan vielen , z q u men niet
genoeg daarvan kunnen vinden, en de anderen zouden
niet gebruikt worden , die egter ten gebruike
gefchaapen zyn.
V . Waarom Ichlep God de Planten groen?
A . Om dat het zwart alles zeer onbedenkelyk
droevig zou gemaakt hebben , en onze oogen het
gloeiend rood omnooglyk konden verdraagen ;
groen is zagt en aangenaam voor h?t gezigt.
G V. Waar--'
> 1
k'i*---