
h ö o f d . b e e n d e r e n .
V . Wat verder?
A . Vooraan in de Keel is eene openflaande
P y p , LucHTBuis genoemd , om doo r. dezelve de
lucht in en uit te ademen . daar agter eene
andere b u is , de s lo k d a rm geheeten , om daarrae-
de de Ipys in te ilokken en te doen komen in
de maag ------ noch een werktuig is er aan de
Luclitbiiis, welke wy het s t r o t t e k h o o f d noemen
, dienende , nevens het g e h e m e l t e , om de
Spraak te vormen.
V . Wat nog meer?
E. Eene bo v en - en b e n e d e n k a a k , waarin harde
TANDEN flaan, gedekt met een altoosduurend ver-
glaasfel o f emailleerfel, om de hardfte fpyzen te
vermaalen zonder te verflyten ---------- de Lip p
e n , om de fpyzen aan te neemen, en de iiitfpraak
der woorden te befluuren ------ en de beweegbaare
h a l s , aan het Hoofd v a s t om dat te
kunnen draaien , werwaards men w i l , zonder dat
het Lichaam de moeite van zieh om te wenden
behoeft te neemen.
V. Wat volgt er nu?
A . Zal ik nu eerst de twee honderd en veertig
min o f meer groote b e e n d e r e n , die in ons lichaam
zyn , noemen , vast en hard , ' om hetzel-
,ve te torsfen, alles aanéén te- houden , gelyk
de Balken het H u is , en ons te fchraagen in het
d o e n v a n zw a a r e n a r b e i d o f a a n k b a a k e e e n ,
zagter dan been en harder dan v le e s ch , gezet
daar geen flyve harde Beenderen te pas kwamen,
als in ’t voorfte des Neus , en in de Ooren , gedenken
------ o f anders aan de platte r ib b e n tot
een baruas voor de teére Long en het Hart
Qi
S P I E R E N . A R M E N . HA N D E N . 4 5
o f liever aan de w e r v e l b e e n d e r e n in den Rugge.
graad, ter buiginge des Lichaams gemaakt?
V . Gaa maar voort.
A . Dan mag ik niet vergeeten honderden van
SPIEREN , vastgemaakt aan de Beenderen , en daar
PEEZEN genoemd , geweldig fterk, zynde zo veel
als touwen , om die in beweeging en werking te
beengen ......— veel min de z e n ü w e n , koorden ,
die door ’ t beele lichaam lo o p en , dienende tot
gevoel en beweeging — ook niet de v l ie z e n ,
om eenige deelen te bedekken en kragt te geeven
, o f van elkander a f te fcheiden ------ nog
den zo genoemden v e t r o k , een weeffel van
Vliezen , om de ledige plaatjes te vullen , de deelen
te onderfteunen , en alles te verwarmen.
V . Nu ¿¿n woord van de a r m e n !
A . Armen zyn als Wagters tot verdediging van
’ t Lichaam , het Huis der Ziel , zeer fterk , niet
zwaar, van gelyke langte , zieh buigende, naar
binnen tot den arbeid , en twee in g e ta l, om elkander
te helpen. Is dit alles zonder Wysheid?
V . Vertoont deeze zieh ook in de h a n d e n ?
A . Gewis ! De wyze van zamenftelling der
Handen uit zo veel Beentjes en Spieren ; de ge-
leding en buigingen , nevens derzelver kleenheid ,
maaken ze tot een fraai konstftuk.
V . Maar de r e g t e r h a n d is evenwel konftiger
en tot duizend dingen bekwaamer dan de l in k
e r h a n d ?
A. Dit -komt alleen van de gewoonte , dat
men de eerfte', van jongs a f , meer dan de andere
gebruikt: men heeft my geleerd met beiden alles
te doen , en dit gaat zeer goed,
V. Hier
Im
Pi
i