
■ n
ï î
i l
6 2 l E D E N D E R D I E R E N .
A . God heeft dit opzettelyk zo beftemd; want
- eenige jaaren naar hunnen vollen wasdom te wagten
, en intusfchen voor hun te zorgen , terwyl
w y ze aanftonds tot den arbeid noodig hebben.
zou ons zeer belemmeren.
V. Wat merkt gy aan ten aanziene van hun
maaiifel ?
A . ’t Is verbaazend , dat hetzeive in elke foort
verfchilt, want God maakte elk naar zynen aart,
V. Dan zyn ook alie deelen van hun Lichaam
der opmerkinge waardig?
A . Zekerlyk! timme h o o f d e n , h o o r n s , h a l s e n ,
OOGEN , OOREN , MOND EN , BEKKEN , T A N D E N ,
MAAGEN , STEMMEN , KOLEUR , HAIR , en POOTEN
verfchillen alien , en zyn zeer keurig geformeerd.
V. Schuilt hier onder eenige Wysheid?
A . Om dit te bewyzen , behoeft men maar te let-
ten o p het blikkend o o g v l i e s in die Dieren, welken
in velden, met fcherpe Planten bezet , graazen, wyl
z y daarmede himne Oogen , zonder ze te fluiten,
o f al het zien te verliezen , tegens de ftekels
k u n n e n f lu i t e n --------- o f o p d e n d ik k e n b a n d in
den hals, die onder ’ t graazen den zwaaren neerhangenden
kop ophoiidt, ongevoelig z yn d e ; oin
onder het fmaakeiyk eeten geene pyn te lyden.
V . Waarop mag men meer letten?
A. Ook op de lange h a l s e n in Dieren , die
hooge Pooten hebben , noodig om den grond ge-
makkelyk te kunnen bereiken , wanneer z y eeten
•------ o f op de HERKAAUwiNG ¡11 zu ik e ii, die daartoe
tyd hebben, ais Koeien en Schaapen, om meer
voedfel uit de fpys te trekken.
V . Weet gy noch meer?
A . Ja!
Z I N T U I G E N . d r i f t e n . 6 3
, A . Ja ! Men moet verder letten op hun gemis
van fchoone k o l e u r e n , die , wyl z y voor ftof en
regen bloot ftaan , en dikwils op den vuileii grond
moeten rusten en flaapen, hun onnut zouden zyn —
ook op het onderfcheid der k o l e u r e n , op dat wy
het eene Dier van het andere - uit veelen zouden
onderkennen ------- en op het verfchil der h u i -
DEN ; want het Paard, dat in het fchuurend en
fchaavend gareel moet gaan , heeft kort hair , en
geen dikke wol , gelyk de Schaapen, wyl het dezelve
ras zou verliezen.
V . Hebben zy ook v y f z in t u ïg e n , gelyk w y ?
A. De viervoetige Dieren hebben er v y f ; doch
fommige Zinnen zyn fterker dan de onzen, by
voorbeeld , de Reuk in de Honden , en het Gehoor
in de Mollen.
V. Waartoe dienen deeze Zintuigen?
A . T ot dezeifde einden ais de onzen.
V. Floe worden, niet driemaal honderd duizend
Dieren , maar driemaal honderd duizend foorten,
(zynde van fommige foorten veele miiiioenen in
wezen) onderhouden?
A . Door verfcheiden’ middelen ! Op elken dag
is de tafel , door Gods Voorzienigheid , voor zo
veele monden gedekt : ook zorgt z y , dat meii
geene van alle die foorten kan uitroeieii : elk
Dier heeft ook eigen' wapenen tot verdediging, en
elk weet in ziekte geneesmiddelen voor zieh te
vinden.
V. Hebben z y ook d r i f t e n , geiyk wy?
A . Twee foorten van Driften merkt men op
in de Dieren,
V , Welke is de eerße foort deezer Driften?
A . De eerfte zyn onveranderlyke . neigingen in
a l -
• t •
: k \ » .
k.
-A--»