
l'hHÍ
T W E E E N T W I N T Î G S T E
Z A M E N S P R A A K
D I E N E N D E ' T O T EEN
B E S L U I T,
VRAAG. *W e e t gy my în orde te zeggen , waarover
ik U ditmaal ondervraagd heb?
A^TwooB.D, G y hebt my ondervraagd. i . Over
de algemeene Eigenfchappen van Gods Werken.
2. Over het Uitipanfel en de Hemellichten. 3. Over
de Lucht en de Verhevelingen, 4.. Over de Aar>
de. 5- Over den Mensch. 6. Over het Land en
het Water. - 7.- Over de Eigenfchappen ' der D ie •
ren. 8 Over de Dieren onzes Vaderlands. p. Over
de Eigenfchappen der Vogelen. 10, Over de Vo-’
gelen. onzes Vaderlands. 1 1 Over, de Eigenfchap.
pen der Visfchen. 12. Over de byzondere Vis-
ichen onzes . Vaderlands. 13. Over de Eigenfchappen
der Infecten, 14. Over de Infecten onzes
Vaderlands. 15. Over de Eigenfchappen der Plan,
ten. j6 . Over de verfcheidenheid en nuttigheid
der Planten onzes Vaderlands.. 17. Over de Bloe-
men, 18. Over de Zaaden, ip . Over de Voortbrengfelen
van het Oosten en het Westen.
20.
B E S I, IT I T» Î 37
20. Over den Oogst. ; 2 1 . En over de Bosfchen
en Boomen onzes Vaderlands.
V. Ik heb Ü dan ondervraagd over de voor-
naamfte, deelen der Scheppinge , waarby w y nu
kunnen berusten.
A . Ik hoop maar, dat g y voldaan z y t over
myne eerfte vorderingen in deeze kennis van
Gods Werken ! •
V . Ik ben voldaan ; maar ik zal noch meer
voldaan zyn , als gy het hierby niet laat fteeken.
A . G y wilt dan , dat ik hierin zal voortgaâtt? '
V . G y moet hierin voortgaan geduurende uw
geheel leven ; wyl het onze pligt is Gods Voi-
maaktbeden te leeren kennen uit deeze zigtbaare
Werken , die ons dagelyks voor oogen ftaan , en
wyl het zeer vermaakelyk, nuttig en ftigtend is
Grootheid, Almagt, Wysheid, Goedheid, Schoon-
iieid , Orde en Pragt, elk oogenblik, te zien , en
te. w e s ten , wat onze goedertieren Schepper voor
ons gedaan heeft , wat hy noch dagelyks voor
ons d o e t, en op welk 'eene wyze. Dit betaamt een
godvreezend , gehoorzaam en leerzaam Kind , het
welk onderfcheiden moet zyn van andere oiiver-
ftandige Kinderen , die , gaarne 'wat fraais z ien ,
dat door Menfehen- handen is gemaakt, maar on-
oplettend en onaandoenlyk zyn omtrent de Werken
v anX G o d , waarvan één oneindig overtreft alle
fchoone en konftige dingen , die ooit Menfchen
toeftelden ------- Wilt gy andere nalaatige
Kinderen een goed voorbeeld t e r , hunner verbete-
ringe geeven , wilt gy wyfer worden , volg mynen
gegeeven raad , welken ook alle verftandigen
U altyd zullen voorhouden : maar oefen U bo-
ven al in de Leer van het E van ge lic, welks
K ken.
Ill