
i f If
t< l:'
7 2 V L E u G E L. S T A A R T .
aan de een en een breede aan de andere zyde
der pennen alie Pennen fteevig in den fchonder
wistgezet, de openJngen met kleine Veertjes en
ons g e vu ld , een ligt hoornagtig Schaft aan ledere
pen , en een holle Vleugel dienen hun allen
om igter te zyn , om de verwonderlyke konst vaii
vliegen gemakkelyk te oefenen , om den wind te
reeken. o.^ vat er op te k ry g en , dien weg te
flaan, en zo in de lucht te biyven haiTgen , o f
er in ora te zwieren.
V . Vliegen zy allen op dezeifde manier?
A . Neen meest op verfchiilende wyzen!
V. En waartoe dient hun de Staart?
A . O m , uit de lucht nederkoinende, de iiielle
vaart door den uitgebrelden Haart en de vlemralen
te breken , en zelve niet' tegen den grond te
«aan , waardoor z y gekwetst zouden worden.
V. Maar z y hebben geene tanden , om de fpv-
z e te kaauwen? * .
A . Om die te breeken, hebben z y Bekken
zo hard als hoofn r lang in de geenen , die onder
water visfchen ; kort in de geenen , die zaaden
pellen; als een beitel in zulken, die harde ding
e n , gelyk nooten , in ftukken flaan; ingekeept als
een rasp , lang o f breed in zodanigen , die in de
diepte glibberige waterplanten, o f gladde kikvor-
fchen aangrypen.
V , Hoe vinden zo veele Vogelen den kosti
. A . Snel kunnende vliegen, bezoeken z y , binnen
k o r t , veele piaatzen , om te verneemen , of-
er iets te vinden is. God zorgt voor hun onderhoud
: daarom zegt de Heere jesus : aamiet de
Fogekn d e s j,em eh ,d a tz e n k t Zßaien, nog maaien,
mg
v e d e r e n . k o l e u r e n . p o o t e n l ^^
mg verzamelen in de fchuuren , en uw hemelfche
Vader voedt nogtham dezelve. Matth. VI. a6.
V. Laat ik U noch iets van de Vederen vraagen
; zeg m y , waarom verichillen dezelven zo
zeer van elkander?
A . De Vogelen hebben groote en kleine Vederen,
pok zeer fynen Dons geheeten , en Hair. De grooten
dekken de kleinen ; het dons en het hair vullen de
openingen, tusfchen dezelven overgebleeyen : alles
d ien t, om den Vogel , die in eene hooge koude
lucht v lie g t , te vervvarmen.
V . En deeze Vederen hebben veelal fchoone
Koleuren?
V . Veeltyds fchoone Koleuren niet alleen , maar
ook verwonderlyk fraai gelegde , en gefchakeerde.
V . Wy hebben evenwel geenen Vogel in ons
Land zo fraai als de Papegaai?
A . Maar w y hebben e r , die heerlyk zingen,
’ t geen hy niet kan doen.
V . Huniie Pooten zyn onaanzienlyk un morsfig?
A . ’ t Zou geene wysheid geweest zyn die op
te fieren met gloeiende Koleuren, daar z y dikwils
in vuile gronden moeten gaan.
V . Hoe zyn de Pooten gemaakt?
A . Om behoed te zyn tegens harde koude en
natte gronden , zyn de Pooten met fchubben gedekt
, en onder met eene dikke zool beflagen.
V . En de Klaauwen zyn misfchieu zonder reden
geleed?
A . Neen , dit is gefchied , om die , als z y
zitten of- flaapen op eenen t a k , volmaakt om den-
zelven te kunnen fluiten, en ’t afvalleii voor te
komen.
E 5 V. Maar
-S :
l Y l
i