
l e g e n d e
Z A M E N S P R A A K
o V E R D E
B I G E N S C H A P P E N d e r V O G E L E N .
VRAAG. H e b t gy. oolt eenige vorderíng gemaakt
in de kennis. der vogelen ?
. antwoord. Ik weet ,er een weinig van ; want,
als w y jong zyn , beminnen w y ongemeen Dieren
en Vogelen. , .
V . Hoort .g y , gaarne den zang der Vogelen,
dan moet g y leeren vroeg op te flaan.
A . Oin dat met gemak te kunnen d o en , hebben
myne Ouders my geleerd vroeg naar bed te
gaan , en gezegd (het geen ik ook ondervinde)
dat ik , ’s morgens , wel eens zo veel dan ’s a-
vonds in denzelfden tyd , en ook veej gemakkeiy-
ker kan leeren o f iets anders d o en , dm dar men
s morgens zeer verfrischt door den flaap opflaat;
en daarby, dat de algemeene Stilte , de opgaande
fchoone Zon en ’ t gezäng der Vogelen ons als
dan eene nuttige vrolykheid en opgewektheid in
den geest geeven.
V. Die
]
2 A N G E N Z I N G E N D E R V O G E L E N .
V . Die les mag wèl van alle Kinderen gevolgd
worden.
A. Ik wil ze voigen , zo lang ik leef.
V . Maar de Zang der Vogelen is niet alleen
lieflyk ?
A . Ply is ook zeer verwonderlyk ; dan de
heele V o g e l, dunkt my , is een zeer konftig werk-
fluk, van den grooten Schepper.
V. Hoe zo?
A . Is het niet verwonderlyk, dat de kleine kee-
len van zeer kleine Vogeltjes , en wel alleen die
der Manhetjes zulke fchelle en verfchiilende to o nen
kunnen formeeren ? Een groote Os kan niet
meer dan bulken ------ dat hun Hoofd klein en fpits
afloopt ------- dat hun Oog plat en met een blikkend
vlies, ’tg e en w y niet hebben, gedekt i s , om , als zy
door takken vliegen , den Oogappel te befchermen,
en evenwel al het licht niet weg te iieernen dat
hun Oog zeer fcherp van gezigt i s , fterker dan
de andere Zintuigen -------- dat de Ooren inwendig
zyn geplaatst, met veertjes tegen den indringenden
wind gedekt?
V . Is dit alles?
A . Neen! Ik moet er b yd o en , dat het G evo e l,
als him' minder te pas komende , niet zo fterk is
als ’ t Gezigt dat de Smaak fyn is , om dat
ze de fpys fomtyds onder de aarde o f in t water
zoeken , en dus die niet kunnen zieii
en dat de R e u k , vooral in R o o f v o g e l e n , die
van verre het aas moeten r i e k a i , zeer fterk is.
V . Z y hebben dus vyf zinken : maar waar toe
het fpits H o o fd , en een plat Oog?
A . Een fpits H o o fd , een plat Oog , een ftee-
vige Schouder voor den vleu g e l, een fmalle Baard
E 4
1 ./
? ;
,•1
i : "
kV