hebben daar fy meeft faamgeperft zyn een fijne
naad, zyn geweldig licht.5 de buitënfte fchil is
dun ï glad, melkachtig en groen uit den géien;
binnen de baft fit een dun , witachtig en
melkachtig v leefch, waterig van fmaak. In het
midden hebben fy cengroote Heen, gelykende
eniger maten na het herte van een menlch , dik j
en Iteenachtig van bolfter, die buiten met houti-
g e en witte véfelen nets g ew ijfe is doorweven,
en twe witte pitten in fich fluit, dooreen dik}
hard en kraakbeenachtig fcheidfel van den anderen
afgefonderd, zyn langwerpig rond van
fatfoen, aan de eene fijdeplat aan de andere rond,
bitter van fmaak: maar als de pitten noch jong
zyn is der felver vleefch even als het wit van een
c i, klaar en helder, bitterachtig van fmaak. Is
by de geneesheeren in geen gebruik.
Indien iemand fegtl datdefeboom een lbort van Mangas is, I haddede meergenoemde Hr. Hermans dit jaar, uir Zeilan, aan
hy zal mijns oordeels, geen onwaarheid leggen. Maarallö 1 denHeervan Brvemigb, dieloort van Mangas overgclbndcn»
de kruidkundige meer van defelve appelen, en die nauwlyks I die van Acoffa , Mangas Bravet, en van C. Bauhinui, fruftn■
als door hare namen belchrijven, fchyndmen nauliks te kon- I wntnats word genoemd ; maar konnende noch tegen de lucht
nen aanwylcn, tot welke lbort dele moet of kan gebracht wor- noch tegen de koude, was hy by na droog, eer hy hier te lande
den. By ons onderruflehen zal hy zyn, ferfua limilis angufii I quam.
fel ia, sffe coriis htrmani figara, binst nucleet contincnte. Ook *
<éM sJ 1 L -A S C H I.
40. A f t e k e n i n g e.
$ Ail-Anfcbi, de Bramans léggen Metjr,
I is een boom drie mans langte hoog
w 'Töj g! met dichte en wijt uitgefpreide tak-
ken , beminnende een fandige grond.
De wortel is d ik , boord diep in de t
aarde, van fich gevende vele vefelen,met een afch-1
grauwe baft, die onder de buitenfte kant rood,!
van binnen witachtig is 3 heeft een ftam van om-1
trend een vadem d ik, welkers baft afchgraauw ,•
hou t, hard en witachtig is. De bladeren komen
twe aan twe o f een alleen, zyn klein, langwerpig
rond en final, voor (pits, dun van weeffel, vlak
en g lad , gras groen en een weinig blinkende,
bitterachtig van fmaak, fonder reuk, hebben
nevens de middelfte rib noch eenige andere op de
rechter fijde een weinig uitftekende. De bloemen
komen op den top van de jonge fpruiten,
vele by den anderen en tros gewijs, zyn klein,
niet onliefifelik van reuk, beftaande uit vier g e d achtige,
gekrulde bladeren, vry wijt van den
anderen ftaande.- In defelve zyn acht witte
bloemdraadjens met grootachtige en gedachtige
topjens, in haar midden is een bleekgroen en
rond bolletje, welk het beginfel van de vrucht is
met een wit tongetje op fijn kruin. Het koker tje^
beftaat uit vier fpitfe groene bladeren. De vruchten
zyn ronde befien met een doorntje op haar
kruin, fittende feer vaft in de kokertjens, vol van
een vlefigzap, welk famentrekkende van fmaak
is , zyn eerft groen dan rood , dan fwartachtig.
De zaden zyn lang, fpits, hoekig, eerft gedacht
ig , rijp zynde bruin en fwartachtig. Bloeid
eenmaal des jaars in den regen tyd. Het afficdfcl
van de wo rtel, gedronken, ftilt de pynen van
de jicht. De bladeren gekookt en met fuiker,
o f wel enkel in koemelk ingenomen genefen de
geelfucbt. Het uitgeperfte fap der bladeren met
iuiker en foete melk is goed voor die gene die
een witte en etterachtige ftoffe piflèn.
Het heeft my geliefd dele plant te noemen Oxyacantha afp- I tig,of lacht en vlieligzyn, onle Schrijvers niet leggen,en die de
mm Malabancam racemolam ƒubflavo fiere. Maar by aldien de j fel ve tot een looit van de Rhamnus wil brengen 3 ook met dien
zaden iemand in den-weg zyn, welke, of fy hard ot Iteenaeh- I zal ikniettwiften.
C V S V L V.
SE Cumbulu; o f, op zyn Bramans Bon-
v a rb , is een hogen boom , meeft met
opgaande, -en niet fó feer wijt uitgefpreide
takken, beft waflehende in een
fandige grond. De wortel heeft lange vefelen,
een witachtige, dikke en fachte fchors die
bitterachtig is , zyn hout is witachtig. De fiam
is meer als een vadem d ik , met een dikke en lachte
b a ft, die van buiten met een w itachtige korft
overtrokken, en onder defelve een weinig groen
is, van binnen w it , gevende een reuk van fich
als de kalk. De takken en fpruiten zyn afchgrauw,
hier en daar met quaften, jong zynde zyn fy groen.
De bladeren fietmen twe aan twe tegen over den
anderen, zyn langwerpig, anderhalve fpan lang,
twe handen breed, breedft aan de fteel 3 meteen
vlokachtige wol b e fe t, op de averechtfê fijde
meeft en fa ch t, op de rechter fijde geweldig
bruin