11 z 4
§
E E R S T E D E E L
? é . A F T E K E N I N G E.
Dcvvijle ook dit een boom is, van welke, mijnes wetens | Maar o{ fy ook in andere Landen van Indien vvaicht, k;
by géne andere Schry vers word gewag gemaakt, zoude ik die I niet feker leggen, infonderheid dewy ie ikdelelve onder n
noemen Laur'tfolia Malabaricafrutlu ojfeo, nuclets cmtinentt. gedroogde planten van Java en Ceylon met vind*. ,
C A % A éM.
3,"]. A F T E K E N I N G E.
rcTSSSE caitham heeft vier foorten , een d ie ;
in ^ { d e feW e naam draagd, de twedeis Cara-
Caniram, de twe andere worden Valü-Ca-
ttiram genoemd. De Caniram noemen de Bra-
rnans c arb, is een boom welkers takken haar
dicht en wijd uitfpreijen, groeijende in fandach-
tige plaatfèn. De ftm is twe vadem d ik , met
een afchgrauwe fwartachtige baft. D e takken
zijn afchgraauw , hier en daar roodachtig en
wanneer men de buitènfte korft affchrapt geelach
tig , de jonge Ipruiten bruin groen, quaftig,
met een bittere fchors. D e bladeren komen twe
aan twe recht tegen over den anderen, zijn
langwerpig rond, in het midden breedft > van
fmaak geweldig bitter, en ten eenemaal wild,
aan de rechter fijde gras , aan de andere
d oo f groen. D e midden rib geeft twe fijde rib-
betjens van fich ten wederfijden, ook op de rechter
fijde een weinig uitftekende. De bladeren fo
nu en dan afvallende, komen nooit wederom andere
in defelve plaats, maar alleen uit de toppen
der navolgende groene (pruiten. D e bloemen
groeijen op de fpruiten uit de quaften, zijnjklein,
Beftaande uit v ier, v y f, o fwe l fes bleek groene
fpitfe en dikachtige bladeren , feer vaft aan de
koker die v y f fpitfe bladeren heeft, vanuiterlik
fatfoen de nagelen niet ongèlijk, flap en niet onaangenaam
van reuk. In defelve zijn vier o f vijf
lange bloembladen^ die met hare langwerpige,bleek'
groene helmpjens uitfteken 3 tuflehen defelve
is een bleek groen tongetje, boven de helmpjens
uitftekend?, welk u it de groene knop in het
kokertje te voorfchijn komt. Als de bloemen op
enkel, o f wel tw e , drie, vier en meer te gelijk
op korte fteeltjens aan de fpruiten hangen, zijn
rond? j gladde appélen, fónder rimpels, eerft
groen, daar na goud geel 3 met een wit en waterachtig
vleefch wanneer fy onrijp zijn» maar
rijp zijnde is het w it en lijmachtig, de fchil wat
dikachtig en bros, van fmaak uitermaten bitter.
De zaden zijn plat rond leggende in delangte ,
haar fchil is , wanneer fy onrijp zijn filverachdg,
trekkende een weinig na den roflèn; maar rijp
zijnde is defelve groen even als die van de Velutt j
de kern is boven maten bitter. D e gehele boom
is wegens fijne bitterheid vermaard. Bloeid in
de Somer, draagd vruchten in den regentijd. De
wortel gekookt en gedronken maakt de buik
week en verwekt afgang, word voorgefchreven
in {lijmachtige koortfen , pijnen der darmen,
buikloop, of alleen o f meteen weinig peper in- '
genomen: hetfelve affiedfel voor een fmeeringe
gebruikt geneeft de jich t, fwijmelinge van het
hoofd, en fuiverd de fwarte gal met melk ver*
mengd zijnde. D e baft geftoten en met water
gemengd, in welk rijs is g ek oo kt, bedwingdde
vloeijinge van de gele gal. De bladeren gekookt,
en het lichaam daar mede gewaflehen zijnde
ftremmen de finkingen op de borft en door het
gehele lichaam. Het fap uit de bladeren geperft
en gedronken, ftilt de hoofd pijn, maar te veel
gedronken is het dodelik» maar heilfaam wanneer
het met meufehedrek word gegeven. De
bloemen ftillen de pijnen der nagelen, maar fy moeten
geftoten en in olie van -de Cocus lndicus gekookt
zijn, en fo op het beledigde deel worden
de knoppen komen, heeft de boom in het geheel gelegd. D e zadem twe jaren achter den ande-
gene oude bladeren, maar met de knoppen der bloe- ren gebruikt; een o f twe daags, beletten dat de
men fietmen te gelijk tengere blaadjens als nieuwe beet van de venijnige flang , gemenelik Cobra.
fpruiten voor den dag komen, De vruchten die [ Capetia genoemd, gene fchade kan toebrengen.
3 7 . A F T E K E N I N G E.
Dele boom van andere niet befchreven kan bequamelik genoemd
worden Malus Malab'arica folio (y fruBu Americantc >
femint plano comprefjo- En die venijnige flang, of Cobra Ga-
pella der Portugefen, welker bete onfc fchry vers leggen dat
door dezadenvan defen appel worden genelèn, is feer gemeen
in het eiland Zeilan, en vergiftig boven de andere Hangen;
daar ter plaatie word fy genoemd. Aaja en Aaghajai en heeft
datbifonder, dat (y achter in den bals, het fatfoen van een bril
draagt, door onderfcheidcne verwen uitgedrukt; gelijk ook
in der fel ver afgetrokkene huiden, die in het portaal van de
Academifè thuin hangen, te fien is. Welke ons ih het voor-
ledenejaar', nevens andere rarigheden, door de Heer Hermans
zijn oycrgeföndcn.
H f .
zsij