12 E E R S T E DE EL
17. A F T E K
E N I N G E.
andere helft fo lang met rijpe en onrijpe vruchten beladen en
vercierd blijft,tot dat de wederhelft wederom groen loot krijgt.
Na het feggen van den felven Heer zijn de bloemen en vruchten
De vrucht die van C. Baubims genoemd word Frultus Ma-1
Uctnßs Miß oßiculo, is detetve, met de vrucht van den
boom die boven is befchrcven; die van de Inmonders van
deCanarife eilanden Jambolr, van de Btrtagejen, JambeiroA
van dc Per [tanen, Tuphat ; van de Turken, Alma, nahet
getuigenis van Cbrißopborus ä Ceßa word genoemd. Dele |
boom is na het verhaal van den feer vermaarden Pij», om de
fchone reuk der bloemen, en aangename fmaak der vruchten 1
uithetpeperdragende Malaeca 5 en wel infonderheid om dat
hy altijd by beurten of bloemen of vruchten heeft, na verre gelegene
landen over gclondeo.en Is aanmerkslik dat wanneer de j
cene helft van de boom (onder groene takken en vruchten is, de
^ T I -S C
18. A F T E I
E twede foort Nati-Schambu , is mede j
een hoge boöm, die van de Bramans
chambit word genoemd. D e wortel is
dik en verfpreid fijne takken wijd en
fijds, heeft een afchgrarauw baftjen, dat licht
affchilferd, en famentrekkende van fmaak is ,
van binnen een witachtig hout. D e ftam is fo
dik als een man kan omarmen, met een ruige,
rofle, groenachtige en fachte baft, vanbinnen
w it v die famentrekkende, fuur en wynig van
fmaak is. D e bladeren die twe aan twe op dikachtige
fteeltjens komen , zijn groter als die van
de e erfte foort, fo langwerpig n iet, ook dicht,
vaften d ik , van buiten effen en g lad , aan de
rechter fyde donkergroen en blinkende, aan dc
andere hélder groen famentrekkende van fmaak
en füurder o f wyniger, ook is de reuk wat zuurach
tig , worden, wanneerfyverwelken, gelyk
de andere, geel. D e bloemen hebben het felve
fatfoen, maar het penceeltje van de bloembladen
is korter. D e bladeren met het tongetje, als
ook het penceel vanjde bloembladen, die met
hare gele o f roodachtige helmpjens zynvoorfien,
zyn purper rood, blinkende en feer fchoon van
coleur, eerft hebben fy geen reu k, maarnader-
18. A F T E t
Defe is de twede foort van de voorgaande boom: want dat’er
meer zyn, getuigen behalven onfe fchry vers Pi/», Acoßa, en
Paludanus. Maar de meergemelde Heer Hermans heeft my
ditjaar een gedroogde tak metonrype vruchten beladen, over
gefonden, van een bifondrc foort van een boom, die myns
wetens nooit van iemand is befchrcven. Hy noemde dien
C H iSW
19. A F T E
Schamp.urn, de Bramans feggen Cbam-
p i, is een hoge boom, met dichte
wijtverfpeide groene takken, groei-
jende in fandachtïge plaatfen. De
wortel heeft een rofle baft die bitter en
feer fcherp van fmaak is. D e ftam is fo dik als een
man omvademen kan, met een dikke fchorflè,
koud en vochtig,uitnemende wel ruikende en (makende, en
derhalven by alle d’inwoonders eenpariglik voor een vandc
grootftc lekkernijen gerekend. Ook zijn fy van een groot gebruik
inde Medicijnc; want de rauwe vruchten en bloemen
in fuiker ingelegt, worden met groot nut gebruikt vanue-
ken die leer hitfig zijn, om dat ly door harefappige koude,
den dorft in de koortfen leffehen, en de levende geeftenver-
quicken.
H £ ÉS
: E N I N G. E.
hand wanneer fy verwelken, eenfuuragtige. De
kokèr is mede van vier bladeren, die vanbinnen
hol zyn. D e vruchten, die ook uit de koker voortkomen,
zyn groter als die van de eerfte foort}
langwerpig rond en aan de koker meer in een getrokken,
dc kruin word als de voorgaande met
een navel van bloemen gefloten, en de groene
bladeren van de koker gekroond, en zyn eerft
groen, daar na w it uit den groenen, dan geheel
w i t , rypzynde, aan de eene fyde w i t , aan
de andere rood, en het w it is met-rode ftrepen
doorlopen, hebben ook een feer dunne baft en
een wit en fappig vleefch, ook in het midden
een ruime holligheid, en het binnenfte gedeelte
van het vleefch is met vofe, witte en fappelofeve-
fels overtrokken j zyn wijnachtig en feer aangenaam
van fmaak, als ook van reuk} binnen de
holligheid is een grote p i t , defelve geheel en al
vervullende, welkers buitenfte baft mede rofch-
verwig is , en van binnen een dicht en bleek
groen vleefch heeft, dat al mede bitterachtig en
famentrekkende van fmaak is. Draagd twemaal
desjaars vruchten. D e baft gefloten en met fu-
re melk ingenomen, ftremt de rode loop.
E N I N G E.
Jambos Sylvatica, met een vrucht fo groot als een karfe; Wal-
gambu Cingalcvfium ■, en heeft een blad niet feer ongelyk als
het grootfte blad van de Jambes, en de vruchten zyn fo groot
als een karffe, op de wyfevan een druif, trosgewys famen-
hangende, welker kruin omringd word door drie in twcea
gefplctene bladeren, die als een kroon maken.
P A C A &A.
K E N 1 N G E .
van buiten asgrauw, binnen is een facht witachtig
hout, onder het buitenfte baftje is fy groen
en uit d en witten geelachtig, bitter en eenigfins
fcherp. D e loten zijn rond, afchgraauw en onder
het buitenfte fchorsje groen, aan de top,
alwaar fy op nieuws uitfpruiten, kaftaigne
bruinj de baft van de ftam, takkenen loten is