T W E D E D E E L .
gedronken is dienftig voor de koude koorts, en
voo rde naween der vrouwen; met water tot
een waflchinge gebruikt geneeft fy de beet van
de Cobra Capella j enkel geknaauwd verdryft fy
dé tandpyn. Het &ap der bladeren met olie gei5
kookt en op het lydende deel geftreken ftilt de
leden pyn j waar toe ook de bladeren dienftig
Zyn, wanneer fy met olie beftreken, en aan het
vuur warm gemaakt zynde worden opge-
legd.
L -E % I C V.
E twéde, die van de Bramans Davt- 5 Roey word genoemd, verfchild niet
| van de eerfte, als dat de bloemen in
l het geheel wit z yn , want de Mala-
baarlb en Bramanfe naam fegd fo veel als wit. Gefloten
en met de olie van Bepu gekookt en tot
een fméeringe gebruikt, geneeft de jicht. D e
wortel en bladeren gefloten en met melk ingenomen
zyn dicnftjg voor de venynige beet van
een r a t ; heeft verders defelve kracht als de
Ericu,
Aanmerking op de 31. A F T E K E N I N G E.
OnlèSchryvers befchryven defc twé planten onder den naam
van Erin, die allenelik in de cóleur der bloemen verlehillen.en
in haar ibort geenfints onder de Heefters, maar onder de kruiden
gefield moeten worden, om dat hare (telen en bladeren alle
jarcn fterven. Die naam echter moet van den naam van ee-
nen anderen boom onderfcheiden worden > welken de Brafi-
lianen Vruca noemen, en die met dit kruid geenfints over-
eenkomd, want mogelyk zoude de gelykluidendheid van den
naam ons konnen doen dwalen. De geleerde Profper Alpinut
in fijne hiftorie van de Bgiptife planten Cap. »y. befchry ft dele
planten onder den naam va n Beid el ojfar, en dat die gruei-
jen in vochtige plaatièn'omtrend Alexandrien, aan den arm
vandcnNyl Calig genoemd. En Johannes Veflingiut in fijne
aantekeninge over hetfelve Capittel, geeft haar den naam
van BeiienSfitr. De plant word van de Arabilè Gënccsmeefters
allenelik Offer , genoemd, maar de vruchten Beid
el Offer. De Heer Jacobus Comutus noemd dele felve plant
Hifi.Plant. Canad. Cap. 57. Apocynummajus SyriacumreRum j
en is de Apocynum ALgytïacum Uttefcens filtyia Ajclepiadis van
CWp. Bauhinus in Pinac, In de duitfe hoven is fy feer wel bekend
, alwaar fy in Auguftus bloem draagd, maar nooit vruchten
of zaden, ook vergaan de bladeren alle jaar j maar de wortel
bly ft lang by het léven, en .loopt voort als de Lolium, ten
zy men daar oppaffe. Dit z y gefegd van de eerfte foort, die
delaatfte feer gclykis, behalven dat (yin decoleur der bloemen
verfchild, die in dele wit is, gelyk boren is gelegd, en
daarom onder den naam van Bel Ericu van onfe Schryvers
befchreven word. Ook vinde ik van delèlve gewag gemaakt
in Horte Regio Pariftenfi fo l.li. defelaatfteechter is fo gemeen
niet als de eerfte, met bleek purper rode bloémen.
Dele plant Bel-Ericu, is de BeideUfftr P'ejlingi obfervat.
eu, maar zyn langlevende. .
n Alpht. , het lof noch fteel van defe vergaan niet, als die van En-
A V iA f h f t l C O E of C1 T z J V nJ' C V.
31 . A f T E K E t t I t f G ï .
» E Avanacoe heeft vier foorten, waar
I van de eerfte is de Avanacu o f Cit-A. ^
ïv a n a c u detwede de Pandt- Avanacu en |
; dan voorts de Cadel-Avanacu en Co- I
’ dy- Avanacu. D e eerfte draagd by de
Brafnans den naam van B ran d t, is een Hee-,
fter van negen o f tien voeten hoog groeijende I
in fandige gronden, van een twederlei flach, de 1
eene met een gemeen groene, de andere met een
• rode baft • heeft een vefelige en witachtige
wortel. De Jlammen zyn met leden, ho l, het
pit is voo s, w i t , geelachtig, facht en droog
bitter van baft feer ftekende en bytende van
fmaak. De bladeren fitten aan lange ftélen, fters'-
gewyfe met feven o f acht fpitfen, die na voren
lang uitlopen, aan de rand met fcherpe tanden,
van weeffel dun en facht, donker groen op de
rechter fijde , op de verkeerde helder. Yder
fpits heeft een r ib , die een weinig op de rechte
maar meeft op de verkeerde uitfteekt, bitter,
enigfints famentrekkende en fcherpachtig. De
bloemen komen veel by een, en het zyn groene,
platronde en fpitfe knoppen, uit welker midden
een groot getal bleek groene btoemdraad-
je n s , met bleke groen géle topjens, uitbreken,
en haar in drie, vier, oftenhoogften fes bleekgroene
bladeren verfpreiden. De vruchten hangen
veel by een, zynde ronde en een weinig
langwerpige bolletjeris met drie langwerpig roh-
de fijden, die elk in het midden een naad hebben,
en ten wederfijden by na met een dubbele rei van
fcherppuntige bladeren in de langte zyn befêt,
van buiten groen met een blaauwe daauw, hebbende
onder de buitenfte bolfter een houtige-of
hoornige fchil, op haar kruin dragen fy een rood
naveltjen vaü drie bladeren, bitter van fmaak.
Yd e r vrucht heeft drie zaden in elke fijde een,
door houtige vliefen van een gefcheiden, haar
fatfoen is langwerpig rond en een weinig p la t,
dragende op haar kruin een wit bolletjen, beneden
met een wit velletjen overtrokken, in het
midden, wanneer fy noch teder zyn, met een
Uitftekêndenaad, zyn eerft Witachtig, daarna
roodachtig, eindelyk bruin rofch on blinkend
e , met enige afehgraauwe ftrepen, bitterachtig
en enigfints bytende van fmaak. Defe
Heefter draagd twe o f driemaal des jaars bloemen
en vruchten, de meefte in den régentyd , ook
het gehele jaar door, maar dan moet hyineen
vochtige grond ftaan, die niet al té van de hitte
word uitgedroogd, maar het gebeurd felden.
De wortel gekookt en gedronken ftilddepynen
der ingewanden die uit winden zyn ontftaan, en
enige dagen na malkanderen gedronken doed fy
de