Q 2 ? p ä P S ä i
van de MALÄBAARSE KRUIDHOF. 1 |
Deft foort zoud
können geven van
34. A F T E K E N I N G E.
men myns bedunkens niet qualik den naam 1 fltrecandidt Jlrialo.
zArbor ftliquoja Malabarica, foliis bifidis, |
C A H . s c H E ^ O V.
35. A f t e k e n i n g e.
E Bramans noemen de vierde foort
ra cantfanu, is een boom even als de ande-
r e , ook zyn de takken fo, D e wortel
heeft van binnen een gele pit. De flam
is by na een halve Voet dik. De bladeren zyn veel
kleinder aan de fteel wat rechter en by na niet
uitgehold, ten wederfijden geweldig lacht met
een hayrachtige w olle, fterk van reuk, voorna-
melik als fy gewreven worden , fluiten haar
tegen den avond en des nachts. De bloemen die
met een groen blad worden omfet, hebben v yf
w it gele langwerpige en brede bladeren: een
van defelve, welk meeft óver end ftaat is aan het
klaauwtjen mét een donker purper rode ver,we
getekend; fonder reuk. Heeft even fo veel
bloembladen, maar de helmpjens zyn langwerpig
en geel. De bonen zijn feer klein, leggende even
eens als de andere , van fatfben en cpleur even als-
die van de Velttita-Mandaru. Bloéid mede twe o f
driemaal in het ja a r , maar overvloedigft in den
regen tyd. De wortel gefloten en op de klieren^
achter de oren en de kropklieren gele gd, ge-
neeft defelve. D e haft van de wortel gekookt en
gedronken, verdunt de taije flijm, verdrijft de
wormen, helpt de óntftekinge van de lev er , en
ookdèfpénen. Defelve gefloten en op de klieren
achter de óren gelegd doed defelve flinken, ge-
neéft de wonden en maakt vleefch.
<EM A O T T I.
36. A f t e k e n i n g e .
Si E Marotti draagd by de Bramans den
| naam van Caitü, is een boom niét dichte
? en w y t uitgefpreide dwers takken,groei-
■ ende in fandachuge plaatfen.Dc wortel is
d ik , en fchiet vele lange fijde wortelen, van buiten
boven maten fw a r t, de binnenfte baft is
roodachtig, het hout uit den witten , defmaak
famentrekkende. De Jlam heeft de dikte van
een vadem, wit hout, een dikke fchorfle, van
coleur even als die van de wortel. D e takken
zijn afchverwig en mufeus coleur. De bladeren
komen hier en daar uit de takken en fpruiten op
korte fteeltjens, een fpan lang, vier o f v y f duim
breed, langwerpig rond, met een lange fpits, aan
de kanten gefaagd met kleine fcherpc uitftekende
tandjens, vaftendikvanweeffel, aan de rechter
fijde donkergroen, wild en eenigfints fwaarvan
reuk. D e middelfterib geeft van fich vele, op
de averechtfe fijde meeft uitftekende ribben,
defelve zijn op de rechter fijde ook verheven,
maar ft> feer niet. De bloemen komen hier en
daar op de toppen der takken, ook aan de takken
fe lv e , feven o f acht by een op kórte
fteeltjens , het zyn kleine knopjens, welke
open gaande drie reijen . bladeren vertonen
} in de eerfte binnenfte rei is een fterret-
je van vijffpitfe bladeren, die vlockachtig en
bruin ros z yn , facht en blinkende als die van de
Veluti: in de twede rei zyn v y f groter, ronde, van
binnen holle, rosachtigc bladeren , hebbende
aan de kanten witte hairen, die elk een fpits blad
van het fterretje tuflehen haar ontfangen: in de
buitenfte rei fietmen v ijf fpitfe, groene, van buiten
groen muskufachtige bladeren, die wanneer
de bloemen noch in deknoppen zyn de andere
bladeren in haar befluipen: U it den navel komen
v ijf dickachtige groene en hairigc bloembladen ,
boven dun en witaehtig, met ronde en uit'den
géien witte helmpjens, tuflehen defelve is eeh
groen bolletje, welk het beginfel van de vrucht
is. D e knoppen van d e .bloemen zyn rond en een
weinig muskufachtig uit den groenen. De vruchten
komen op ko rte, dikke fteeltjens , by na
eens fo dik ras de takken, rond, ook wel langwerpig
rond, op den top dikwils met een lange
knop uitftekende j de bolfter is van buiten ros en
muskusachtig en oneffen, van binnen g roen, in
defelve fit een overgrote 4 harde, dikke en geelachtige
fteen, defelve is met een w i t , dik en hard
vleefch befet; van binnén leggen tien, e lf ; fom-
tijds meerder * fomtijds minder grote pitten 3
fonder eenig tuflehen fcheidfel} der felver fchil
is eerft dikj facht , en met witachtige en geelachtige
hairen omfet, ongefchikt en hoekig van
fatfoen, haar merg is w i t , eerft dun en {lijmachtig
, maar als fy volkomen rijp zyn fteenig eri
fchurft, en dan fijn defelve langwerpig fmal en
fpits, vol olie. De vruchten eninfonderheid de
pitten zyn feer fwaarvan reuk, die van de bladeren
is fo fwaar niet. Defe boom bloeid en draagd
overvloedig het gehele jaar door. D e olie die
uit het xatad wprdgeperft, ftiltallepynen, g e -
neeft de fchurftheid en jeukinge, en tranende
ogen, ontftaan door een brakke v o ch t, met aflehe
vermengd en paps gewijfe opgelegd, alle fweren
van g rote beeften j met de vrucht Palega doodfy
de wormen in de lopende fweren van menfehen
en beeften. H i m