20 E E R S T E D E E L
letjcns verdeeld zyn. De %aden die daarin leg- i
gen, zyn langwerpig, driekant, meteenéronde
fyde, in welke fy meteen filververwige wol- |
agtige fchors omfet z yn , bruin ros van coleur |
*9. A F T E Ï
Dat defe volgende planten foorten van Alcoa zijn, zalnic-
mand loochenen die maar ccn weinig in de kennifle der kruiden
is ervaren. Maar ik verwondere my dat de fehrijvers
vier foorten voorftellen , allo ly maar drie daar van befchrijvcn, |
en lo vele aftekeningen geven. De eerfte dan zal by ons zijn
AlcoaMalabarenjis, Abutili folio, .fiere majoro, ex Mo flavej-
tenti. Maar wat zullen wy ondertuffehen van de Abutiluslndi-
T A %
o
T A L 1-9
go. A F t e :
SE Bramans noemen de tweede foort
Cari-Capufi, zynde een boom byna drie
mans langte hoog. De wortel veripreid
lich feer breed met fijne hayrachtige veielen.
De ftam is niet wel een vadem dik. De takken
fijn bruin en de binnenfte baft groen. De bladeren
komen enkel op de botten, of met nieuwe,
ronde, dikachtige, groene en op de rechter
fyde rode fteeltjens, van fatfoen als het herte van
eenmenfeh, maar breder en holler, voorfpits,
achter aan de fteel uitgehold, aan de rand met
fijne tandjens, vaft en dik van weeffel, op de
rechter fijde donker groen, op de verkeerde feer
helder en witachtig, wollig en fachtals die van
de Veluti. Uit de midden rib, lopen tenweder-
fijden drie andere kleindere, een van die die
dichtft aan de middelfte is loopt boogsgewijfe
na om hoog, alle aan de rand in een, en Heken
alleen op de averechtfe fyde uit. De bloemen
zyn even eensals die van de Bupariti, maar defe
zyn kleinder, en aan debuitenfte fijde rouwer,
ook krullen fy fo niet, daar by hebben fygeen
30. A F T E
Defe twede foort behoorde mijns oordeels den naam te dragen
van Alcoa Maletbarenfts, c^ibutilifolio, fitte minore ex albe
fl ave'cents, exterius jubajpero. Maar, gelijk ik te voren hebbe
C V T> V-T
31. A F T E I
■ E derde foort draagd by de Bramant
den naam van Capufi . . . . is een
boompjen omtfend veertien voeten
hoog, groeijende in fandachtige plaat-
fen. De wortel is boven-dikachtig, onder een
weinig dunner, evei^ als een houte nagel. De
ftam is omtrend twe fpannen dik met een gemene
baft, in het midden van het hout fit een
met een witte pit in het midden. Defc boom
draagd het gehele jaar door overvloedige bloemen
en vruchten. De bladeren op fwéren gelegd
genefen defelve.
: E N I N G È.
cm Camerarii , feggen , aan welke hy een witte bloem toe-
Ichrijft fo groot als een wilde roos, en die van binnen geelachtig
is? Op dat ik de Waarheidbelijde, fy fchijndgroote g o
meenfehap met defe en 'de volgende plant te hebben, en wc-
derhield ons het fatfoen der bloemen niet,*welk CameYaritir
in fijne aftekeninge vertoond, wy zouden vry moediger iets lè-
kers konnen feggen.
I T I ,
Fj
t <%_ 1 T I.
£ E N I N G E.
roos van binnen, maar zyn metëeri g ro te , rónde,
en geweldig donker purper rode vlak getekend.
Uit deflelfs midden ryft een pylaar rond tongetje,
welk met witachtige en geelachtige knopjensis
omfet, en op den top fteekt uit een langwerpig,
d ik , en bovenmaten donker purperroot knop-
jen. Het kokertjen beftaat uit vyr groene langwerpige
fpitfe bladeren, die in het midden door
een uitftekende rib in de langte zyn geftreept,
en van tien kleindere fpitfe bladcrtjens worden
omhclft, deflelfs voet is een v ingerdik, en beneden
met twe kleine, fpitfe en groene bladert-
jens omfet. Wanneer de bloemen afvallen komen
uit het kokertje langwerpige ronde hoofdjens van
deflèlfs bladeren, die dan als een perfik geko-
Ieurd z yn , by na geheel omvat, befet met kleine
witachtige hayrtjens, in de langte mét v y f
veertjens geftreept, en in v y f zaad huisjens door
tuflehen middige vliefen onderfcheiden. De gefloten
bloemen worden met vrouwe melk gemengd
en in de óren geftekeri voor de hoofdpyn.
i ENINGE,
vermaand, hadde de Sebempariti moeten volgen. Maar alfo
ik noch taal noch teken of van de befchrijvingeofvan de Aftekeninge
hebbe gevonden, kan ik van defcl ve niets feggen.
A 2^ I T I.
: E N I N G E,
pit. D e bladeren zyn even als een hand in v y f
vingeren o f langachtige fmalleen fpitfe bladeren
als ingefheden, het middelfte is het langfte en fo
vervolgens, zyn van een middelmatige dikte,
lacht in het aanraken, ten wederfijden eenigfints
donker groen. U it de fteel lopen v y f witacntige
ribben, na yeder vinger o f blaadjen een, zijn alleen
op de verkeerde fyde verheven, öp de rechter een
wei