1 6 MALABAARSE KRUIDHOF.
de dikke bénen vergaan, als ook de lenden pyn >
niet min helpt fy voor het water en de borftfie-
ken, en de jicht. De bladeren geftoten en op
bet hooft g elegd, ftillen de pyn j op het vyer
gebraden doen fy veel in de jicht wanneer fy op
het pynelikke deel worden g e le gd , fo doed ook
de waaflèm van de gekookte bladeren, en veroor-'
faakt een gemakkelike waterlofinge. De vruchten
geftoten en met fuiker ingenomen verwekken
loslyvigheid. De zaden verfachten de pyn
der nieren, wanneer fy geftoten zynde op de lendenen
worden gelegd. De Olie uit de faden
geperft is purgerende, met foete melk ingenomen,
(tillen fy de puikpyn ; en tot een fmeringe gebruikt
de pynen van het lichaam.
P tl ^ D l-A
a E twéde foort, in het Bramans Val-
lo-Erandb dat is , groter Vallo ver-
fchild van de eerfte alleen daar in dat
hy hoger opfchiet, en geweldig rode
o f vermillioenige en blinkende ftam-
Aanm e rk in g o p de 32. A
Onfe Schryvers befchryven hier vier foorten van de' A-va-
tiaeu, en die zyn defelve mcc de Ricinut, uitgeleidde vierde, j
De eerfte namentlik moet onderlcheiden worden van de Ricinus
Apicricanus major Imine nigro, in öpficht van de zaden en
bloemen : en verfchild geweldig veel in grootheid, na ge-
legendheid van de grond en plaats in welke die walcht. In lom-
mige plaatfen word hy een boom , in andere fchiethy niet
boven de vier of vyf voeten hoog. Petrus BeUonius verhaald
in fijne aanmerkingen lib. i. tap. 18. dat de Ricinus lange
V A I C V.
menen takken, wat groter bladeren, bloemen en
vruchten heeft. De zaden zyn defelve maar
groteren wat platter, fo feer niet met afch be-
fpreid. De bafi aan den hals gehangen ftild het
braken.
F T E K E N I N G E .
jaren overblyft en een boom word, en indien die is de Ki-
kajon van den Propheet Jonas, zo wertlè dan van lömmigc
voor die wonderboom gehouden. Defe is de eerfte iöert
van de Ricinus vulgaris Gajp. Baubin. in Tin. Wat de twede
aangaat ( waar van geen aftekeningc word gegeven) feker
ik vinde in defelve geen verlchil van de voorgaande, belial-
ven in de grootheid, het gene onfe fchryvers ook aangetekend
hebben.
C A D E L-A V A A C V.
33. A F T E E
a E CadeL Avanacu is de derde foort,
dragende by de Bramans den naam
van Japalu. De ƒlammen en fpruiten
z y n dicht en vaft. D e bladeren verfchillen
geheel en al van devodrgaan-
d e , en zyn langwerpig rond, voor fpits, aan de
fteel geweldig krom, met een flaauwe kant, hier
en daar met tandjens, plat, glad, dun en fijn van
weeffel, met een rib die op deaverechtfefijde,
die helder groen is, uitfteekt. D e witte bloemen
fitten op de toppen der fpruiten. De vruchten
die meer als een aan ronde en dunne fteeltjens
hangen, zyn langwerpig rond, met drieplat-
ronde lijden die elk een naad hebben, boven met
ingaandc punten, dragen ook wanneer fy teder I
zyn op haar kruin een kroontje van drie rode bla-J
dertjens, de buitenfte fchil is bleekgroen, dej
Aanme rkin g o p de 33. A
De Cadel-Avanacu de derde lbort in ordre, is eenioort
van de buitenlandfè Ricinus, welkers zaad van lommige quak-
falvers met de valfiche naam van Granadilla en Granatilll
w ord genoemd, en in de Apotheken onder den naam van Ca-
taputia minor is bekend: hoewel het vericheiden van een an- j
dere Cataputia minor is van welke Bauh. in Pin. onder den
naam van Lathyris Major gewag maakt. De geleerde Ja-
E N I N G E .
binnenfte houtig en hoornachtig , wordende
van een klein vyrbladig kokertjen omvat. De z a den
zyn even v e e l, leggende op een en defelve
wy fe, maar verfchillen daar in da tfy droog jyn-
de op de binnen kant platter, op de andere ronder
z yn , van verwe in het geheel (wartachtig en
weinig glimmende, fonder kroontje. Draagd
twe maal des jaars bloemen en vruchten; bloe-
jen in Januarius en Julius. De bladeren gefloten
en met water ingedronken zyn purgerende
; tot poeijer gemaakt en in de wonden ge-
flrooid genefenfy devenynigebeetvan de Cobra
Capella; met de bladeren van de Pandt-Avanacu
I en de bloemen van-de Schem-Pariti in honing vermengd
en tot een fmeringe gebruikt genefen zy
depuiflen van het hooft; een zaad gefloten en
met water ingenomen veróorfaakt kamergang.
F T E K E N I N G E .
cobus Breynt in centur. i. plant, exotic. tap. 54. bafchryft dier-
gelyk een plant, welken hy den naam geeft van Ricinus lndi-
cus major foliis Solani, welke echter allenelik daar in van de onfe
fchynd te verfchillen , dat de bloemen van onlè Cadel Avanacu
, aan de toppen der takken voortkomen , daar nochtans
de bloemen van de andere t uflehen de bladeren rerfcbynen.