vandeMALABAARSE KRUIDHOF. 19
T E % A L V.
28. A P T E K E N I N G E.
a E vierde foort, noemen deBramans
Vadhoèj dat is groot} want het is een
hoger boom als de andere foorten,
ook' is de ftara dikker enmclkachti-
g e r } ook hangen veel meer vefelen
van de takken nederwaarts, voorts is de wortel
eren gelijk de voorgaande} de botten o f jonge
Ipruiten, groen , geleded , hairig o f wollig.
D e bladeren komen op matiglik lange, dikke,
platte , geweldig melkachtige, bleek groene
fteeltjens die met fijne hairen zijn befet, zijn langwerpig
rond, groteren dikker als die van de andere
foorten, aan de fteel veel breder als voor,
de ribbetjens, lopen aan de rand alle bochtig in
een, fteken op beiden de lijden u it , maar minft
op de rechter. De bladeren zijn famentrckkende
londer reuk. De (f its op de kruin van de fpruiten
is even als de voorgaande. De vruchten fitten
doorgaans twe en twee by een* als die van de
Arealu, zelden alleen, ingrooteen coleur, met
de voorgaande g elijk; wanneer fy rijp worden >
zijn ly w o llig , met een kleine navel op de kruin.
Het \aad is even als dat van de Atty Alu. De
vocht van de wortels o f vefelen* die nederwaarts
'van de takken afhangen, enkel met water gedronken
dicht en vaft van weeffcl, vlak, effen en facht, op .
beide lijden wo llig, maar op de averechtfe lijden
dichter en fachter, fo lacht als wollig leer,
aan de rechter fijde donker , aan de andere helder
groen. De middelrib, met de daar uitlopen-<
, o f gekookt verfacht de koortfige
1 fmerte en fuiverd de lever en het bloed. De baß
van de boom gefloten is goed voor de laferije.
Het affiedfel van de baß helpt in de koorts wanneer
het lichaam daar mede word gewaflchen.
a8. A F T E K E N I N G E.
Dele vierde foort van Vijgen zal niet ten ourechten genoemd ! defe foorten tot de Sycomorum te brengen, voor my, ik wil
worden FicusMalabarenfisfolio aa'jiujculo, majori, fruEH g<- j geerne toeftaan > dit hy nietqualikdoed.
mint, nitentirubro. Maar belieft het iemand fommige van
B U T A I T I.
29. A f t e k e n i n g e .
■E Par'xii heeft vier foorten, P a r i t ) , Bu-
met v ijf kleine (pitsjens aan de rand uitfteekt,
zijn w it u it den g é ien , een weinig na den groenen
p a rit i, Schem-pariti, Cadu Pa riti. De. Bupa-
r iti word van de Bramans genoemd Val.
li-CdruCapoèli, is een hoge boom, met dichte
en wijtverlpreide groene takken,] die een
cierlikke kroon maken , en defelve is te cierlik-
ker om dat’cr nooit mieren noch vliegen op komen.
, De wortel is penrecht en hecht fich met
feer veele gehairde vefelen aan de aarde. De (lam
dikker als een vadem, heeft witachtig hout welk
niet feer hard noch vaft is , even als dat van de
Dennebomen, van het felve worden de voor en
achterftukken van de Mulle Inftrumenten gemaakt
, het hert van binnen is lacht: de bafi is
als die van een Lindeboom > met welke hy in fat-
foen , aangenaamheid en groenheid over een
• komt} het hout en de baft hebben noch reuk noch
fmaak. De bladeren hangen aan lange ronde,
groene, dunne fteeltjens,To g ro o t, ja groter
als de palm van een hand, voor met een langag-
tige fmalle fpits, facht en echter vaft van weef-
fe l, effen en g lad , meigroen, Tonder reuk en
fmaak. De ribben fteken aan beyde de lijden j
u it , maarmeeft aan de verkeerde. De bloemen j
die ook op lange fteeltjens boven uit de grond
van de bladeren voortkomen, zijn klokken met
vijf langwerpig ronde bladeren; haar kokertje
is eng, rond, diep, dik en bruin groen, welk
hellende, londer reuk : de bladeren in mal-
kanderen faamgewonden, zijn van buiten m de
lengte met uitftekende aderen geftreept, en aan
defelve fijde beneden geweldig rouw, aan het
kokertje d ikft, voor dun, metploijen geki uit en
filmengetrokken ; binnen defe bladeren fit een
bruin purper rode roos van v yf bladeren, welke
alle in allede bifondere naaldjens der bladeren
onderfcheidentlik getekend zyn. In het midden
recht fich op een pylaars g cw ys , geftreept, witachtig
Tongetje, beneden omfet met een tros
van leer vele dunne, witachtige bloemblaadjens*
die alle gele maansgewijfe helmpjens hebben.
De kloppen van de bloemen zyn kegelagtig, als defelve
open fijn worden de bloemen van wit géler
en g éle r, en in de tyd van drie dagen donker
rood, en die coleur behouden fy tot dat fy uit
gegaan zynde, uit haar kokertje vallen. Als de
bloemen afvallen liet men gele , ronde o f vyf hoekige
boofdjens .of knoppen* die diep in het kokertje
van de bloemen leggen} defe hoofdjens
gefneden zynde, geven een géle , gomachtige
vocht u it , die de G ut ta Gamba gélyk is , maar
byna fonder reuk en fmaak} hebben overlangs
v y f tuflchenlcheidfels, welke alle door de bin-
nenftc uitftekende naad van de ba ft, in twe cel-
- l e t :