i 8 e e r s t e d e e l
<p J L E (/ MrV A f H J 5 L L
A $ m A f t e k e n i n g e.
[ ftrépen, ftinkende van reuk. Sy hebben vyf dik*
achtige blocmdraadjens, en die zijn wit uit den
géien o fwe l bleek groen, met gele topjens, die
aan de eene fijde in tween zyn gefpleten; het tongetje
k W e 'foorten van Pajanéli vind men
| b y de Malabaren, de Pa'léga-Pajaneli
Een P a jh e lu De^ eerfte word van de
I Bramans Davanduu genoemd, is een
® hoog opgaande boom , walichende in
één fandige grond, niet fo feermet dwerffe als
wel recht opftaande takken- De wortel is vefel-
achtïg, fchietende vele fijde wortelen, hebbende
een dikke, fachte ba lt, dié van buiten ros,
van binnen groen uit den géien is , bitterachtig
van frhaak; het hout is wit en facht, en kan ge-
makkelik als, draden van een getrokken worden.
D e (lam heeft dè dikte van een vadem , met een
asgraauwe baft, endetakkèn die onder de afch-
grauwe korft zyn, zyn groen, oneffen, o f om
de uitftekende punten rauw, met grote knoppen,
haar pit is voos en witachtig, met wéinig houfs,
en derhalven feer licht: wanneer fy oud zyn*
vallen fy af. Uit dè overblijvende lijktekenen komen
wederom nieuwe. De bladeren komen op
lange geftreepte fpruiten, die uit de ftam o f ook
deffelfsdikke takken haren oorfpreng hebben,
tw e en tw e , of d r ie, o f v ijf o f feven , zijn van
fetfoen als een hard, onder aan het ftceltjen rond,
voor met een fmalle fpits, dun en facht van weef-
fel op de rechte fijde donker groen, op de andere
helder, bitterachtig en wild van reuk en
fmaak. D e middelrib heeft eemge dwars ribben
die alleen aan de buitenfte fijde uititeken, zynde
fwaar van reuk. De bloemen komen op den top
der takken veel te gelyk op dikachtige en groene
fteeltjens, zyn g ro o t, kloksgewijs, meteen
langen hals, een weinig ter fijdenomgebogen,
fittende in een langachtig rond kokertje, beftaan
uit fes dikachtige bladeren, van welke vier die
aan het holle deel van den hals ftaan na buiten om-
geflagen zyn , de twe overige ftaan recht op tegen
den anderen over 5 zyn in het geheel voos,
aan de kanten gekruld en faamgenmpelt, van
buiten met twe o f drie diepe groeven-, van binnen
w it o f w it uit den géien , van buiten met rode
is dun en w i t , boven platachtig, komende
uit een plat wit en geelachtig hoofdjen, welk het
I beginfel van de vrucht i s , en in de grond van het
kokertje fit. Dat kokertje is dik, aan de kant
I een weinig fpits, aan het holle deel van den hals
der bloemen, groen uit den w itten, aan het bul-
tigedonker rood. De kappen der bloemen zyn
I langwerpig rond, eerft groen, daar na met eert
donker rood topjen. De vruchten zyn boven maten
g ro o t, van fatfoen als een fwaard, drie fpan
lang, een hand breed, by na een vinger d ik , met
een dikachtige groene fchil,die van buiten bruin
groen is, én naderhand noch bruinder w o rd j van
bintjen eerft bleek groen o f witachtig, met een
week eii vochtig vleefch, welk naderhand fo hard
als hout en geel word, hebbende van beide fijden
een lange g roefin het midden. In haar midden
is een breéde draad, na de langte uitgeftrekt,
\ die eerft dun en w i t , maar droog zynde, hard-'
achtig en als vederachtig is , en dan isfy even als
een tong , de vrucht in twe cellen verdelende »
in ieder van welk een ontelbare menigte van zaden
fitten. Die zyn breedachtig rond en geweldig
plat, met een langachtige navel * rtl-
1 gewonden in een witachtig v lies , en met
het felve rondom befet , fy leggen in een.
gefchikte ordre, de eene aan de eene , de
andere aan de andere kant j uit haar vlies genomen
zynde, zyn fy groen en vaft van p it, londef
fmaak. De baft van de boom gefloten en met
wijn vermengd geneeft de breuken. Het affied-
feï van de wortel is dienftig in de waterfucht.
[Me t olie gekookt word fy tot een fmeringe gebruikt
voor een hooft en lichaam dat qualik gefield
is. De tedere bladeren gefloten en met Ma-
labarfe faffraam op de fwéren g e le gd , geneeft
' defelve.
4 3 - a f t e k e n i n ge .
* , J r lïinm rrn inlands (TeWas op Cer- \ de namen die onfe Schrijvers aan den fel ven geven, geencan-
W Ê Ë m m Ë È & die daar v a f L . aan my der. hahhetooncn,inde», i t daWe . hem de» »aan,
ion is 1 g 6 , r , u-nocn vipr aan een fteeltie , zyn I moecgevenvan jfrbor ftluiuoja Malab*rica» cordatopit*, fruho
ad SeoKU D g! enccn halibreed. Maar alfo ik behalve» I S»»i«ari ™ fie»., fm tn'nmtum ",.
44. A f t e k e n i n g ®
(E twede foort Vajameli, draagd by de Brag
ÜV5) 1 mans defelve naam als de voorgaande, is
ook een boom van defelve ftal. De wortel
verfpreid fich wijd en breed, heefteen dikke, waterige,
cn donker afgrauwe baft, van binnen
w i t , van fmaak bitterachtig , van houd en weef-
fel als de eerfte fo ort, fo is ook de ftam. De
fluiten zyn enkel fonder fijde fpruiten, bleek
groen, met uitftekende punélen, rond, aan
de eene fijde met een fcherpe hoek uitftekende,
voorts in alles gelyk de vorige; D e bladeren ko-
men twe aan twe o f wel een weinig van den anderen
afftaande op ko rte, en aan de binne kant
geftreepte fteeltjens, zyn veel groter als die van
de eerfte foort, een fpan cn meer lang , langw
e rpig, met ongelyk ftaltige fijden, waarvan
de