van de MALABAARSE KRUIDHOF.
takken zijn langaghtig en als dooreen driehoeki-
gen omtrek befchreven,aan de eene fijde na voren
met een langer rand, aan de andere die dichft
aan de fpruit is , met een korter uitlopende , en
uit die t we randen aan haar begin een rechte fcher-
pe hoek makende, hebben Icherpe fpitfen, zijn
rouw van w eef fe l, met vele aderen, ten weder-
fijden glad, bruin groenen geweldig blinkende* ■
D e bloemen en vruchten, die u'it de ftara boven
de dwerfle oörfprong der bladcrige fpruiten
voortkomen, en een armlang zijn, en uitvier
o f v ijf groene fchild-gelijke baften beftaan, komen
te gelijk voort op een groot getal fpruiten,
die wanneer de huisjens geopend lijn uit delelve
uitbarften, en kroons-gewijfe rontom de mid-
delfte dikke tak gefet zijnde, twaalf voeten lang
worden en fware rillen maken. De bloemèn zijn
airachtig, langwerpig rond, doorgaans twe en-
twe over malkanderen gelegen, wanneer fy open
gaan verdelen fy haar in tw e e , maar meelt en
ten hoogften in drie recht opftaande, gefpifte,
rouwe, harde, dikke , ongeftreepte, en van ,
binnen eeniglins.holle blaadjens, die eerft groen,
naderhand roodachtig, o f by na purperrood,
naderhand geelachtig zijn j fommige open, fom
mige gefloten en daarom ook verfcheiden van |
ii. A F T E K
Niemant behoefd te twijffelenof defè boom is een foort van
de Palm» DaSfilifera; en ten ly de fchrijvers leiden dat het
vleelch van de vrucht fcherp cn by tende was, fy foude bequa-
mcliktotde Palma AmericanafruB. race mof. van C.Bauhinut
na mijne meininge konden werden gebracht. Ook ben ik van
$ A
12. 13. 14. A f t
SAla, de Bramanns feggen Kei/, is
een boom twé mans langte ho o g ,
waflehende in fandachtigeplaatfen.
De wortel is twé fpannen dik en drie
lang, rónd van omtrek, met feer
vele gehairde véfelen, die van binnen houtig zijn,
Omkleed * van buiten bruin en fwartachrigh, van
binnen wit, waterig , foetachtig eneenigfints
fameritrekkende van fmaak, wanneer men in de- |
felve fnijd, geeft hy van fich een witte vocht die
wat ftnerig is, foetachtig maar geweldig famen-
trekkende van fmaak, en van Honden aan rood-
achtig wo rd ; fy heeft ringen ftaande omtrend
een duimbreed van den anderen j uit welke de
vcfelen. van de Wortel draatjens krijgen, welke
in groot getal hier en daar na de baft, worden
gevoerd, doch fijn na de binnenfte delen van de
kringen yl en k o r t : Uit de wortel komen enkele
bladerige takken.de binnenfte van welke uit de bui-
tenfte, van welke ly naauw omvat worden, by
na kruis gewijs uitfpruiten met een rechte en lange
fteel, met haar bovenfte deel, aan welk fy
bladeren hebben,een weinig meer of min van de
fteèl a f omgebogen, op de fteel zijn fy van buiten
rond, van binnen hol,onder en boven een fpan, in
het midden een voet breed, by na een duim dik,
1 koleur, fommige rood, andere rood Vermengd
met hemels-blauw, o f hoger, fommige geel. Uit.
het midden van dele airaefatige bladeren fteekt
uit even als een penceeltje van imalle, géle , rechtop
ftaande en geftreepte bladeren, die als bloembladen
fijn. De knoppen van de vruchten leggen
I neven de airachtige bloemen, zijn kleinder, rond
en fpits op haar k ruin, en met de fpits een weinig
voor over gebogen, welke wanneer de bloemen
afvallen overblijven en vruchten worden.
De vruchten, wanneer die haar volkomene wasdom'hebben',
befwafen de. takken om hare menigte
boven maten feer, fitten fonderfteelenop
de fpruiten, zijn plat rond, en noch onrijp zijnde,
hard en groen, naderhand g e e l, daar na roodachtig
; maar ter degen rijp zijnde , donker rood en
glimmende, hebbende een dunrte baft en van
binnen een week en rood vleefch feer fcherp en
bijtende van fmaak. In het felve fitten twe harde
z.aden o f pitten y by na de ganfche holligheidt
van de vrucht vervullende, zijn langwerpig, aan
dé eene fijde rond, aan de andere met welke fy
tegens malkanderen aanleggen, pla t, diep ge-
ftreept, van buiten rood , van binnen witachtig^
blaauw en rood.. Is buiten gebruik in de G e-
nees-kunft.
E N I N G E.
gedachten dat die affekeninge wejke Clnfms ExoUconna lib.
iv. Cap.ii. onder den naam Chamarrrphcs 1‘eregrina vertoond,
niet anders is, als een tak ofrift, aan welke de vruchten van
delen boom hebben gehangen
L A.
E K E N I N G E .
van buiten met een gladde en groenachtige , o f
groen uit den gelen baft, die in w itte , harde eii
vafte draden in de langte kan worden uitgetrokken,
van binnen met een glad en w it vlies over*
trokken* en met een menigte w itte , enkele i,
gelijkftandige tuflenfcheidfels in kamertjens verdeeld,
en onderfcheiden, fóet engeenfints fa-
mentrekkende van imahk; De bladeren die het
bovenfte gedeelte van de takken bekleden zijn
langwerpig rond en breed, en mét haar middel-
tak by na tien voet lang, in het midden breedft*
by na anderhalf v o e t, na onderen cn bovenen
fcherp toelopende, g lad , leer facht en gelijk,
leer fijn van weeffel, fo dat het water waar mede
ly befproeid worden aanftonts in droppelen
by een vloeid; op'de rechter fijdè zijn fy bly groen
en blinkende * op de andere fo feer n iet, een
weinig famentrèkkende en foetachtig van fmaak;
met kleine vafte en feer fijne adertjens door-
ftreept, met een rode rand in welke de adertjens
door een kromme weg na boven inlopen
* omtrend een half vinger breed van
den anderen, en ftekencen weinig op.de reg-
ter fijde u i t , zijnde op de andere met lichte
plooitjens geftreept. N a dat alle de bladeren
, die uit de wortel haren oorlprorig nemen
voort