2 M A LA B A A R S E K R U ID H O F .
jkj e %_i
7. A F T E K
I / / Ë Ê & O k verfchild de derde foort van de
vorige in vruchten. Defelve- zijn
langwerpig rond, met kleinder bul-
ten , die ook met diepe groeven zijn,
K A 1 T> A - T
8 . A F T E K
a N de vierde, groeijende in bergachtige
plaatfen. Defér vruchten, in welke
fy van de voorgaande foorten ver-
fchillen, zijn niét ongelijk de vruchten
van deTsjaka, langwerpig rond
Aanme rkin g o p de 1 . z . 3. 4. 5. <
Defe vier foorten van Kaida die hier worden bëfchreyen,
verfchillen alleen in vruchten. En warelik de Kaida is een.
wonderbare plant > Aco/la in fijn kiek de Aromat: Cap. +ƒ■ be-
fchryft de Kaida onder de naam van Ananas SyfoeJIris, by
Jobanms Baubinns , Ananas Sylwjhisftlto AlsesfruBu eupreffi-
vp. Deffelfs baft is vry facht, op dat de wortelinge door de
hfhaagende takken des te gemakkelikker kan voorspruiten.
D'c Arbtr de Rayz van welken Linjcboten in de gefchiedenif-
fevan Ooft-Iridien gewag maakt, is van dclelveeigenfchap;
als ook de Arbor Paretyve van Rochefort, die ook in moer-
T A S
9. A F T E K
■ E Panel heeft twé lborten, de eene
draagd defelve naam, de andere die
van Karum-Pancl. D e eerfte word van
de Bramans Calt-Apocarb genoemd 3 is
een heefter van v yf o f fes voeten ho og3 heeft een
hairige wortel en afchgraauwe baft, die kruidig
van reuk is. De bladeren zyn langwerpig
rond: aan de fteel fmalft, na voren en in het
midden breetft, met een dan eens bo tte , dan
eens fmaller fpits, ten wederfijden met uitfte-
kende zenuwen, en daarom rouw en oneffen,
donkergroen, wild en fterk van reuk. De bloemen
komen aan ronde wyngaarts gelyke ranken,
zyn w i t , beftaande uit vyfronde bladeren, voor
een weinig fpits, niet onaangenaam van reuk.
In defelve fietmen tien bloemdraadjens even als
witachrige fmalle bladertjens ; yder met fijn geel
tbpjen. Het tongetjen is dik en uit den groenen
hebbende op fijn kruin een knopjen dat w it uit
den gelen én het beginfel van de vrucht is. De
knoppen der bloemen zyn rondachtig en énigfints
langwerpig, wit en uit den géien. De vruchten
zyn plat ronde befien, dragende op de kruin
een doorntjen, kruidig van reuk by na als de peper
CapbMÓlagb genoemd en de groene Gember;
noch onryp zynde groen uit den witten, met een
D <JL-T *A O 2> /.
E N I N G E.
fittende op yeder een fwartachtig rofch tepelt-
je n ; rood uit den géien, geurig en niet onaangenaam
van reuk ; in krachten als de vorige.
.y ? E % %
E N I N G E.
en fmaller, hebbende boven op de korft uitpuilende
blaasjens o f oogjens, en op defelve langwerpige
, fwartachtige ftijve doorntjens, de baft
is groen, de reuk geurig en aangenaam; in krachten
als de voorgaande.
. 7 . 8 . A F T E K E N I N G E.
affchige gronden wafcht, en een leer ruime plaats beflaat. -
Defe voortfpruitinge der wortelende takken is ook gemeen aan
het Seditm Majus Arborefeetu van C. Baubinus , welk oud
wordende fich over al met nieuwe afhangende vefelen vaft
maakt, die fo haalt fy aan de aarde raken, wortelen Ichieten,
en binnen korten hare behorelikke dikte hebben. Maar wat
de Kaiia aangaat,defelve is van alle defe geheel en al verfchei-
den fo in bloemen als in vruchten, van welke defe in bladeren
de Aids Americana, in vruchten, de Pinus niet ongelyfc
zyn,dan in allen delen vader van baft.
C £ L.
E N I N G E.
bleek géle en rouwe baft om de groene knopjens
die hier en daar uitpuilen 3 wanneer zy onryp
zyn worden fy eerft witachtig, maar volkomen
ryp zynde, fo wit als y vo or, en dan is de baft
glad , blinkende en eenigfints doörfchynende,
hebbende van binnen een zappig en foetachtig
vleefch 3 en een rondachtig, plat en tamelik
groot z-aad, welk ook wanneer het ryp is , een
dunne en groene fchil, ' en een witte pit heeft,
kruidig van reuk , en fcherpachtig van fmaak.
De vruchten worden gegeten.Defe heefter draagd
het gehéle jaar door bloemen. De waaflem van
defe gehele plant, eerft geftoten en g ek oo ktr
word voor éen droge ftovinge gebruikt tegens
de ledenpyn. De wortel geftoten en met water
, in welk te vooren rys is geweekt, word
voor een waffinge gebruikt om de vochten uit
te trekken 3 ingenomen maakt fy honger , g e kookt
en gedronken verdryft fy de winden. De
bladeren zyn goed voor alle ongefteldheden des
hoofts, infonderheid wanneer de fieken ylhoof-
digzyn. De waaflem van de gekookte bladeren
verlacht de tandpyn. Het zap der bladeren met
olie gekookt en in de óren geileken, ftild der
felver pyne.
N A