van de MAL AB A ARSE KRUIDHOF.
witachtige dunne bloembladen fbnder helmp-
jens, de drielangfte zijn uit den géien witach-
t ig j welke van les kleine die géler zijn omfet
worden.
De vruchten die aan de rillen der takken hang
en , z ijn , wanneer fy hare behorelikke grootheid
hebben, langachtig rond, van buiten met
een dikke baft, met een bruin roodachtig vleefch
van binnen, waar in een witachtig merg is >
wanneer fy noch jong en teder-zijn, fijn fy wit
en blinkende, hangende aan de witachtige uit-
fpruitfels, dicht tuflchen de bladeren j en haar
vleefch vaft en w i t , hebbende weinig maar ee-
nigfinrs een famentrekkende ftnaak 3 naderhand
word het vleefch facht en minder, bevattende
in fich een klare en veel vocht die trekkende van
fmaak is, gelijk ook het vleefch, cn dan wor-
den fy genoemd Tarnt-Pain a3 naderhand krijgen
fy meer vleefch, en hebbengeenvocht, enoan
worden fy genoemd Schabenba-Paind-, met de tijd
word dit vleefch hard, en dan groeit in het midden
een witachtig merg, en dat word genoemd :
Aria-Deua , wanneer het harder word Adecca, |
wanneer het op fijn hardft is en de baft goud geel, \
Paleca: dit vleefch, hetzy hard o f facht, word
met Betel en een weinig halksgeknaauwd', maar
infonderheid het fachtè : de baft die om het
vleefch fit, -is van buiten met een ander baftjen
overtrokken, en word wanneer het felve daar ii
afgefneden, insgelijks met de Betel geknaauwd
en fit fo vaft aan het vleefch, dat men het
daar naauwliks van kan affeheiden: binnen het
witachtigc merg in de grond van de vrucht, fiet-
men een wit rondachtig oog , uit welk van
nieuws wederom nieuwe botten en fpruitert
groeijen: aan een en defclve boom vindmen op
den top vier hujsjens te gelijk J v yf jaren na dat
de boom gezaaid en het Land vruchtbaar is,geeft
fy vruchten, gemenelik in het fevende, leeft vijftig
jaren, dertig jaren is hy tierig en brengd
vruchten voort, daarna begmd hy a f te nemen
en tequijnen3 de vruchten krijgen fo haart als
fy uit het huisjen zijn gebroken water, na drie
j maanden zijn fy vol water, en na fes maanden is
j het vleefch hard. De wortel in water gekookt en
I tot een mondfpoelinge gebruikt,. geneert dé
kloven en puiften in 'defclve. Het uitgeperfte
zap van de tengere bladeren met de olie van
Schirgelim ingenomen, verdrijft de wormen.
s • 6 . 7 , 8. A F T
•E K E N I N G E.
iiks met de bladeren van Betoe of Betel, by de tndiïe groten
en rijke lieden word gebruikt, gelijk by Lin/chtten en Bonhut
is tefien, die hen Pynangh de Sirit en Sirii Boa noerad. Dat’er
I verlcheidene foorten, der felver fijn getuigenbehalvenon(e
I (chrijvers, de vruchten die fo verlcheiden in grootheid en
; fatloen fijn, en die ik ondefr mijne (èldfaamc fraeijigheden beware.
Öefe boom word van C. Bauhinus ia Pinace Palma genoemd;
en de vrucht Faujel van Serafio, Filfel, Tafel venesivicen-
na. De vrucht draagd op andere plaatfen en in het Koningrijk
van Malabaar onder de Edelen den naam van eArcia, na het
getuigenis van Gar&ias ab Horto, waar henen wy den nieus-
gierigen Lefer lenden j als ook na Cbrifiophorut a Coda, die de
vrucht befchrijft onder den naam van AveUana Indiea, en
fcid dat die noch groen fijnde onder het (and worden bewaard,
om te aangenamer van (maak te fijn, ja ook dat (y in (amen- J
trekkende waffehingen van groot gebruik zijn. Maar dele!
vrucht heeft lij nen grpotften naam gekregen, om dat hy dage- ‘
Maar de vrucht van eArcca langagtig van farfoen, welke
Cluftus daarbyvoegd, verfchild boven maten veel van de-
felve, want die is niet anders als de binnenfte pit van de PaU
mapinus Lobilii.
C A 2L I o fM -T A 3 ^ A.
9. A f t e k e n i n g e.
W c foorten zijnd’er van de Canmpana;
Cartmpana en Ampana. d’Eerfteword
van de Bramans genoemd Talatamadb,
van de Portugefen Palmera Brava wijf-
je n , is een hoge boom waflehende in
fandachtige plaatfen. De wortel is van buiten
hairig, fchietende-recht ,na beneden een dikke
hoofd-wortel, en nevens defelve verlcheidene
dwerfle, fwartachtig van baft en hout. De (lam
heeft een ros fwartachtig hout, van binnen een
facht p it, van buiten met een fwartachtige baft,
als de Tenga overtrokken. De takken fitten
kroons en kruis gewijs rondom de ftam, en fijn
aan haar voet die by na feven o f acht voet lang i s ,
aan de binnenkant vlak en een weinig ho l, aan de
buiten kant rond, en aan de randen om de uit-
ftekende fpitfen ruig en ingefnéden, na onderen
omtrend een fpan, boven een handbreed 3 in den
top is een feer groot en buiten gemeen breed blad
even als een waijer 3 deze bladeren zijn aan de
randen van de vouwen o f ploijen met uitftekende
ruige ribben omfet, van voren gekorven en
meer fpitfe punélen makende, vaft en dik van
wecffel, in de langte met ftijve aderen door-
ftreept.- De takken met hare waaijer gelijke bladeren
zijn,'waftneer die noch zeer teder zijn, wit
en blinkende en de bladeren faamgevouwen, van
voren niet gekorven. De vruchten uiterlik aan
te fien, fijn even als die van de Tenga, maar kleiner
en ronder, op de kruin wat vlakker, wordende
naauwer en van een groter fteel, nevens
alle de bladeren die als in malkanderen zijn gewonden
, omva t, voortkomende uit huisjes
welke uit drie dicht in eengewöndcne bladeren
beftaan, en boven uit het begin der takken uit-
berften, hebben een dikke fchil,, die met een
vaft baftjen is overtrokken, en dat is wanneer dc
vruchten noch onrijp zyn , donker groen, glad
cn blinkende, maar wanneer die rijp' zijn even
boven de fteel fwartachtig én glimmende met
ftrepen in delangté, maar op dé kruin o f gr oen
uit den géien o f wel geheel geel 3 van binnen fit
een vaft vlees , welk eerft facht en w i t is , maar
als de vruchten ter deeg rijp zijn, is het met Hou-
B t ig e ,