8 E E R S T E DE E L
voortgekomen z ijn , rijft een ronde ftee l, die i faamgetrokken, en boven in v ijf gele fpitfen ver-
beneden wat dikker is , uit het midden van de deeld, van welke de twe binnenfte de linalfte
Reien der bladerige takken, uit de wortel aan lijn z ijn , daar de bladeren van de vorige bloemen
top een kegelachtige knop hebbende, en uit maar drie fpitfen hebben; het andere dunner,
defelve drie vier takken die een weinig van den kleiner, even als een blaasjen, welk van hetom-
anderenftaan, welker bovenfte de knop bedek- gewondenegrotcrebladingcwondenword,zijn-
ken en omwinden, welke geopend zijnde laat fich I de even als dat van de eerfte bloemen, maarfo
de knop fien en met een wat de boom zal dragen, ruim niet, en ook een foete vochtigheid in fich
Dele fteel is omtrend dat deel, welk van de voet befluiten. Ook defe hebben vijf witte bloembla-
der takken omkleed is , witachtig, faeht enten- den, maar die zijn langer, byna tot aan de top
g c r , maar die met de knop na buiten u itb ot, van de knop opfehietende; welke lang, dik, wit-
word groen en harder, zijnde met eenigehouti- achtig is , en een dikte geftreepte knop heeft;
g e draatjensdoorweven, is binnen geheel pijpig, fy komen voort op de halfringingeuitpuilingen
wa terig, foetachtig en een weinig famentrek- van de fteel twe aan twe op een rei dicht aan den
kende van fmaak; defe fteel noch jong en van anderen, wanneer fy afvallen laten Jy witte ogen
fijne vefelen gefuiverd zijnde, word gekookt] na. De vruchten komen op haar fteel als riften,
en gegeten: het Jap dat in het bovenfte deel is , twaalf o f veertien by den anderen, in wel acht
is meerfamen trekkende, melk-achtig en fme- ofnegenreijen, zijn langwerpig, omtrend een
rig. De bloemen en vruchten komen te gelijk in Jpan lang,wanneer fy rijp zijn fo hoekig niet en by
de knop voort; die knop nu is omtrend een fpan na ron d , hebbende een g elijke, vry dikke, van
lang, beftaande uit feer vele langwerpig ronde, buiten gele baft; haar vleefch is g e e l, dicht,
van voren ineengetrokkene, grootachtige, dik- Jacht en vetachtig, foct en aangenaam van fmaak,
k e , op den anderen leggende, geflotene, cn in i aan de binnenkant van de baft met een vleefch dat
verfcheidene reijen gefchikte bladeren: xJefelve fo dicht n iet, maar voösachtig is overtrekken,
zijn leerachtig, van buiten gerimpeld met voiren, wanneer Jy over dwers worden doorgefneden,
van binnen met aderen die in de fpits uitlopen: wordhetvleefchalsdooreenbruinofrofchkruis
de buitenfte bladeren zijn aan haar buitenfte Jijde verdeeld, hebbende hier en daar enige fwarte
bruinrood met hemclsblaauwe flippen, en aan | flippen j onrijp zijnde zijn Jy hoekiger en fo rond
de binnenfte bloedrood de binnenfte geel en j niet, groen van baft, die wanneer Jy noch jong
met der tijd witter en witter wordende: tuflehen j en teder zijn witachtig is , ook is haar vlecJch lo
alle de bladeren van defe knop, die haar het eene facht niet, en de fmaak famentrekkende, geven
na het andere openen en naderhand afvallen, wor- wanneermen haar uitperft, een taijer, fmerige
den de bloemen met de vruchten o f de bloemen, en lijmige vocht, welke wanneer fy op laken
alleen uitgefloten, en wel de bloemen en vruch- o f linnen drupt een vlak maakt, die nietuitge-
ten te gelijk tuflehen de buitenfte en benedenfte daan kan worden. De rijlen van defe vruchten
bladeren , maar tuflehen de binnenfte en die 1 op eene fteel, zijn in het gemeen omtrend drie
dichft aan de knop zijn, de bloemen alleen fonder j voeten lang. Z aa d dragen fy niet. Na de ver-
dc vruchten. De bloemen die op de vruchten fit- Jcheidentheid der vruchten teldmcn verfcheiden
ten, beftaan uit vier bladeren, de drie zijn lang- -foorten van B a la ; als Nemlera B .tla , dieeenlan-
ag tIg e j over e?d ftaande en rouwe, onder breed, ger vrucht draagd als de andere: dan d ie , die
allengskensfmallertoelopendc, dik, een weinig rood van baft en vleefch is , endeflelfs foorten
doorfchijnende, w itachtig, blinkende, en in zijn NévaPendera , d jeg ro ote r, en Curvb Codde,
de langte met aderen'geftreept, boven aan de die vruchten heeft die fo lang niet zijn, Cadali
fpits geel: een van de drie, welk het buitenfte Bala-, draagt vruchten van een aangename en foe-
is , is het breedfte, en heeft boven drie gélefpit- te reuk: dan die een dunne baft hebben; deflelfs
• fen, de twe andere, zijn fmaller en tot een fpits
faamgetrokken} het vierde blad welk tuJTcben
de twe langagtige en dikke bladeren geplaatft
i s , is als een rond blaasje, na binnen Jaamgewon-
den, feer wit blinkend en doorfchijnend, met
feer fijne adertjens in de langte geftreept, en met
een gekrulde kruin uitftekende, heeft in fich
wanneer het noch gefloten is, een klare, fmé-
r ig e v o g t , als het wit van een e i , maar dunner,
en fo foet als hóning.Uit het midden van de bloemen
uit de navel van de vrucht,rijlen vijf bloembladen
, die recht over end ftaan,dikachtig,even lang
en w it zijn. In het midden is een rond, d ik , en
lange tong, by na de helft boven de bloembladen
uitftekende, beneden dikker als boven, wit en
roodachtig van koleur, hebbende boven op de
kruin een d ik k e , ronde kn o p, wit uit den bruinen.
De bloemen die gene vruchten dragen zijn ,
byna gelijk de eerfte , met enig verfchil echter,
beftaande allénelik uit twe witachtige bladeren,
het eene lang , overendftaande en na binnen
Jöorten zijn Scberu Cadaii, die kleiner vruchten
draagd, en Eradk caduli die aangenaamft van
fmaak z ijn : Pudm Bala draagd vruchten die net
rond zijn, en langer en dikker als Badali Bala,
welke de befte van fmaak z ijn; Turendie Bala is
daar een foort van, als grooter, Mannem Bala
\ draagt hoekige vruchten, heeft grooter en breder
en langer bladeren als de andere ook is de
baft dikker, en het vlcefch olieachtig en v e t, en
de fmaak Jbcter: C 'tnga Bala, draagd langer vruchten
als Nendera Bala, maar fo dik n iet, en die ,
wanneer Jy rijp zijn, helder groen zijn : Ca-
nm Bala draagd veel kleiner vruchten als de anderen,
geelachtig van koleur wanneer Jy rijp zijn;
een foortdaar van is Schundila Canrn Bdla, die de
kleinfte vruchten van alle draagd, en gene andere
bloemen als die op de vruchten fitten, dus is
de .tak van onder tot boren met vruchten geladen
: Caletn Bala draagd vruchten met een vry dikke
baft, in welke ('warte zaden zijn. Bangala Ba-
la draagd bruin hemels blaauwe bloemen. De
Jbor