de eerftelingen waar Van wy tegenwoordig
voor U Ed. ACH TB. voeten nederleggen:
en met recht; want aan wien zouden wy de-
felve beter hebben konnen toeweijen, als aan
U Ed. ACHTB. onder welkers opficht en
beftieringe, niet alleen Malabar, maar ook
geheel Indien, foo wel en wijffelijk worden
geregeerd. U Ed- ACHTB. dan gelieven
defel ve goediglik te ontfangen, en onder hare
opficht en befcherminge te nemen. God,
onfer aller opperfte Heer, weldoender en
onderhouwder, zegene U Ed, ACHTB.
perfonen, en onder derfelver voorfichtig
beleid het voortfetten, niet alleen van den
Indifen Koophandel, maar voor al van de ware
Chriftelikke Godsdienfl:: welk is de herte-
likke wenfch en bede van U E. ACHTB.
Onderlanigjle dienaars
De weduwe van J O A N N E S v a n S O M E R E N ,
de erfgenamen van J A N v a n D Y C K . H E N R I K
B O O M en de weduwe van D I R K B O O M .
V O O R R E D E N
AAN DEN
L E S E R .
mi ilj
‘Bejcbeidéne Lefer.
En rechten fegd de mond der waarheid by den Euangelifl: <Mat-
thaus in fijn f e p Hooftftuk op het iS en 19 vers-, <_Ammtrkt
de Lelien des velds, hoe fy waffen ; Jy arbeiden niet, fy^Jpmnen
niet; en ik fegge u , dat ook Salomon in alle Jijne hcerlikheïd niet is
bekleed geweefi als een van defe: en wel te recht , want al wie
met een befadigd o o rde el, niet alleen de Le lien, maar ook het
minde kruid, welk uit de aarde voortfpruit, met inniger aandacht
_______________ befchouwd, zal niet alleen in verwonderinge worden opgetrokk
en, maar ook met een diepe eerbiedigheid moeten erkennende wijsheid van der
felver Maker; .welke befpiegelinge vele voortreffelikke mannen, tot fo verre heeft gebracht,
dat fy veel tyds en arbeids hebben te kofte gelegd , in het onderfocken niet
alleen, maar o o k in het befchrijven van die herelikheid en fchoonheid , die in de
Bomen , Planten , Kruiden , Blommen , Zaden , is te zien en te vinden. Onder
welke alle seenfints den minfteniof verdiend de Ed. Heer H E N R I C v a n RH E ED E
v a n D R A A K E N S T E I N , die ons defe M A L A B A A R S E K R U I D H O F
heeft opgemaakt en ter hand gefield, van welke nu alreets A c h t Stukken in de La-
tynfe taal door den druk zijn gemeen gemaakt, fullende de overige ( fo God w i l ) in
het korte volgen. De Latynfe befchrijvingen zyn van de Heer J O A N N E S C A *
S E A R I U S , bedienaar des goddelikken woords binnen Cochinj doch alfo defe Heer
weinig ervarenheid in de Kruidkunde hadde, en fwarigheid maakte om het werk aan
te vangen , fo is het gebeurd, dat de Ed. Heer van R H E E D E , in ervaringe gekomen
zijnde, dat fich in die landftreke feker Carmeliter barrevoeter Monnik, welkers
naam was Vader M A T T H JEU S van deordrevan S. lofeph, onthield, dien Heer, om
fijn meer als gemeene kennifle en bedrevenheid van en in de Malabaarfe Kruiden,
op het vriendelikfte heeft verfocht, om hem in dat grote werk de behulpfamc hand
te bieden, het gene hy met alle volveerdigheid aannam , en met alle neerftigheid volvoerde,
in fo verre, dat de Ed. Heer van R H E E D E fich niet genoeg over des mans
fchranderheid konde verwonderen, te meer, alfo hy ook met een veerdige hand, de
Planten wifte a f te tekenen en uit te beelden; doch niet fo volkomen , o f daar bleef
noch vry veel overig, om het oogmerk van de Ed. Heer van R H E E D E te voldoen;
dierhalven fochtmen na Tekenaars en Schilders, en ook die wierden gevonden, fo
dat het werk van tyd tot tyd in een betere plooi geraakte : om de krachten te weten
eingmen te rade met de voornaamfte Malabaarfe G eneesheeren, de Heeren R A N G A
B O T T O , V I N A I Q U E P A N D I T O en A P U B O T T O , alle te famen
Bramamen, en nevens haar met I T T I A C H U D E M , een man u ith e t gedachte,
van Chegum, welker getuigeniflen over dit werk w y hier hebben b y gefet. Dus zyn
eindelik alle de Aftekeningen en Befchrijvingen h ie r , en onder de handen van de
Heer J A N C O M M E L Y N geraakt, die nadat hy alle de Planten , een yder by
fii n foort en gedacht, fo veel mogelik was, hadde gevoegd, dcfelve heeft doen fnijden en
ter druk overgegeven. Maar na het afdrukken van de twee eerde ‘Delen, volgens de
befchrijvinge van de Heer Ca/earius, bevondmen dat defclve vette te w ijtlopig waren,
;
II
1
■lii Ëpft