6 E E R S T E D E E L
tig e , dunne en fachte vefelen doorweven en
fappig, foetachtig en niet onaangenaam van
fmaak, fterk van reuk even als het vlees van de
vrucht Schdcca; in het midden vindmen twee o f
drie langwerpige N o ten, die hebben buiten een
dikke en houtige bolfter, ouder geworden zijnde
is defelye by na fteenachtig en feer hard, fo
glad niet als die van de Cocos j in defelve wanneer
fy nog jong zijn,fit een blaauwachtig, doorfehij-
nend, dik fagt en geelagtig merg welk gegeten
word met onaangenaam van fmaak, maar word
met de tijd fo hard, dat het niet te kauwen is.
De boom nevens fijne vruchten fijn onder de genees
middelen in geen gebruik.
A F T E K E N I N G E.
Van deze Cicos dragende Palmit met een faamgevouwe blad
en kleinder vrucht, hebbe ik een feer groot blad, welkmy
de Heer Paaltis Hermant voortreffelik Genees heer en kruidkenner,
daar by raad der Juftitic in de Stad Colombo, op het
Eiland Ceylon , heeft vereerd. Het zelve is ‘dertien voeten
lang , en wanneer het maar matiglik word ontfouwen over dé
negen voet breed, en heeft het iel ve fatiben, fo als het hier
boven is belchfeven. Maar daar en boven heeft het daar de
verdelinge der bladeren beginnen, feer vele lang ronde vefelen
, van deièlve lengte als de verdelingen , welke nederwaarts
over hangen. De Heer Hermans voegde daar by, dat fy
meer als ledig tftylen boven Colombo van daan gebracht was,
en van de inwoonders Talagaha word genoemd , dat is ,
{chaduwachtige boom, want de bladeren gebruiken fy tot een
Sonne-fcherin.
, !
*A óM 9 A é
io. A f t e k e n i n g e.
Mparia, welk de twedefoortis, word
lg g jK s f g van de Bramans Talatdmado, van de
*|jpS?r»Portugefen Palmera Bravo Macho ge-
l § É i ï i lln o em d , is defelve met de Ca rtmp an a ,
allenelik daar in verfchillende, dat hy in plaats
van vruchten o f Cocos neuten langachtige ronde
en bloemdragende hoofden voortbrengt; en defe
hoofden beftaan uit de buisjens die door de dicht
in een en om den anderen gewondene bladeren
worden gemaakt,en boven uit het begin der takken
uitftcken,op verfcheidene ftélen,die hard,ef- |
fen en eerft w i t , naderhand groen zijn , tw e l
cn drie gelijk op eenc (teel. Defe hoofden zijn !
omtrend twe fpannen lang een weinig min o f I
meer,en fo wat gebogen, eerft met de ftéien witachtig,
naderhand groenachtig en bros, hebbende
buiten op feer vele fchobben, welke alle
opwaarts na bovèn open gaan. De bloemen komen
tuflehen de fchobben uit der fel ver oogjes,
en het fijn fterretjes gemaakt uit. drie kleine inwendig
holle en ruige olaadjens, welke eerft met
het hoofdjen witachtig, naderhand groenachtig
z ijn , in het midden fietmen v ijf of fes dunne
bloembladen, met witachtige cn geelachtige en
vry grote en geftreepte helmpjens.In defe bloemdragende
hoofden binnen het vleëfch vindmen de
langwerpige ronde bloem knoppen. Heeft geen
gebruik indeMedicijnc.
io . A F T E K E N I N G E .
Dele Palmit van andere niet befchrevcn, kan volgens mijt
oordeel, feer wel worden genoemd Palma Malabarica , Flop
colts Stellatii, Fruclu lortgo jqudmmato. Maarfie hier en in de
voorgaande boom de wonderbare fpelinge van de natuur, die
am planten in allen delen met den anderen gelijk, io veel vat
( den anderen verfchillendebloemen en vruchten heeft gegeven.'
Maar o f fy om die reden , uit de wettender natuur van den
feer vermaarden Morijfon getoond, van een gefcheidcn moeten
worden, laat ik aan yders oordeel.
S C H V t l - T <eA
i i . A f t e k e n i n g e .
; c h u n d a-p an d, de Bramans feggen; Bi-
S rald-Madb, is een hoge boom groei-
| jende in fandagtige plaatfenj de wor-
\ te l is met een donkerrode baft overtrokken,,
welkers hout binnen lacht
en hier en daar met vefelen bekleed is. D e Stam
is fb dik als twe mannen konnen omarmen, met
een afchverwige baft o f liever fchorfle 5 het houdt
aan de fchorfle is hard, het binnenfte facht. De
takken die in ordre kruis-gewijs twe en twe uit de
’ öam voortkomen omfetten defelve met haaf voet
o f grond, even als de takken van de Tenga 9 en
omkleden die met een dunnenets-gewijfebaft,
welkers vefelen uit de randen vande voet o f grond
haren oorfprong nemen, en zijn aan de v.oct diin
en h o l, van buiten met een wollige rofïè ruigte
befet, in het voelen als lee r, aan hare binnenfte
fijde witachtig en rofch ,• beneden breder, en boven
ronder en binnenwaarts door twe diep inge-
fnedene verdelingen ten wederfijden in delangte
geftreépt, uit welke fy ria de tegen over den anderen
gelegene deelen, bladerige fpruiteri uitgeven
, die hoekig, groen , en van binnen ge-
ftreept zijn, van buiten groen met eCn hairachtige
wol die licht afgaat, van binnen met houtige vefelen
doorweven, hebben feer weinig houts en
fijn daarom ook boven maten licht. De bladeren
komen aan het binnenfte deel op defpruiten der
tak