TWE D E DEEL 25
T 1 V-C L L I,
4 4 . A F T E K E N 1 N G E .
\ l r u -C a l l i , de derde foort van C a lli,
, in het Bramans Portigalli-Nivuli is me-
s de een Heefter groeijende in iandige
| gronden. De wortel is dunner vele
* vefelen ter fijden uitfchietende. De
(lam is by na een arm d ik , niet feer houtig, g e heel
melkachtig, met een groene baft die een
dikaöhtige melk heelt, fchietende Uit de knoppen
dunne gróene en melkachtige fteeltjens, die
verre van den anderen afftaan, fes ja feven uit
een knop» fommige op waarts, fommige nederwaarts
, die aan haar top wederom dwers takjens
maken, zyn alle wanneer fy jong zyn bruin groen,
ouder geworden zynde helder groen. De bladeren
fitten enkel en weinig , doorgaans een, infonderheid
op de dunfte fteeltjens en fomtyds op der fei-
ver top drie o f vier, zyn klein en langwerpig $
by na een duim lang, plat, dikachtig, vanbinnen
met een gro e f, melkachtig , groen, van
buiten helderder. D e bloemen komen op de kruin
der fpruiten aan dikke j k o r te , bruin groene takjens
, veel by een, zyn klein, beftaande uitvier'
o f vy'f rondachtige en als fcnöps ge wys in een ge-
trokkene bladertjens, die boven plat van binnen
melkachtig en groen zyn* Dé vruchten zyn langwerpig
rond, gelyk dié van de Ana-Parua, in
fatiben en coleur, in fich fluitende' drie zaden
even als die van onfe kerfle. De wortel gefbden
en gedronken yerfacht de buikpynen, en heeft
verders alle defelve krachten als de Schadidd-Calli,
Aanmerking op de 44. A F T' E K E N I N GE.
Alhoewel onfe Schry vers dcfe plant tot de Eufhor
:en foort van de Calli brengen , fy behoord echter)
ot defelve, om dat het een foort van de Tithymalus t
mw of 1 Arbona van Bauhinus in Vmace is. Doch het melkachtige'
enfiots I zap en defielfs fcherpe fmaak, fchy nd aanleidinge tot defe dwa-
\rtifoh* \ linge gegeven te hébben.
B A H E L -S C H V L L I.
4 5. A f t e k e n i n g e .
! E Schuilt heeft vier foorten : Bahel-
) Schuilt, Nir-Schuilt, Ca ra-Sch u ilt, Pasta
Schuilt 3 de eerft draagd by de Bra-
' mans den naam van Golajfo, is een
doornige Heefter groeijende in fandi-
g e gronden , met een dikke , hairachtige en
witte wortel ■, de ftammen zyn g eleder, boven
p la t , ten wederfijden met een groe f, vanbinnen
houtig met een waterige en groene, o f ook
wel witachtige p i t , groen en ook roodachtig,
dicht befet met lange en witachtige hairen,
fchietende doorgaans uit de leden t we fteeltjens,
in de leden ten wederfijden met lange, dwerfle,
houtige, harde en fcherpe doornen. De bladeren
die fijde daar het blad breedft is , is den hals van
de bloemen enigfints plat en wegens zyn dunheid
die op de knoppen vele te gelyk aan de door- I
nen met fteeltjens zyn omfet, zyn langwerpig
en boven maten frnal, ten wederfijden met lange
witachtige haren befet, een weinig rouw,aan
de kant gekronkeld, tenger, roodachtig uit den
groenen. De middelrib is bleek groen fteekt
aan de verkeerde fijde u it, en maakt in de rechte
een ftreep. De bloemen die uit de leden der
fpruiten boven het begin der doornen, acht te
gelyk , o f weinig minder, by een voortkomen
beftaan uit twe purper violette bladeren die een
weinig tot malkanderen gefloten z yn , met een
korte hals: het ene blad welk van de fteel afgewend
is , is breedft, aan de boven kant in drie
tongetjens o f bladertjens verdeeld die na buiten
over zyn geflagen, met rechte diepe fneden, |
het ispurper violet meeft in de tongetjens; aan
doorfchynende, van buiten by na met drie
gelyk ftaande ribbetjens geftreept, de middelfte
van welke drie andere korte ribbetjens van boven
na het middeltongetjen henen fend 3 en daar
is het blad van binnen met twe uitftekende géle,
hairige naden met een rode ftreep in de langte gemengd
: het andere blad het gene ook violet purperachtig
is ftaat recht op en is fmal, van binnen
hol met twé tongetjens o f blader dj ens, die na
buiten omgebogen zyn , recht over langs ge-
fneden 3 aan de fijde van dit blad is denhals van
de bloemen rond, w itachtig, doorfchynende
en blinkende, ja ook geelachtig , in het.midden
met een dikachtige r ib , die ten wederfijden
een kleindere verfpreid,van buiten geftreept*
In de bloemen ftaan vier witachtige , dikke
bloemdraadjens, leggende aan het fmalle blad;
die twe aan twe boogsgewyfe, met hare lange,
rechtopftaande blaauwe topjens van malkande-
ren zyn omgebogen , en doed fich mét defelve
voor een langagtige, witte draad, géfpróten uit
een langwerpig bleek groen bolletjen welk aan
het benedenfte deel van den hals in het kokeitjen
legt, en de zaden in fich heeft. Het koken jen
beftaat uit langagtige, fpitfe, geweldig hairige
groene en ook roodachtige bladeren, zynde de
bloemen fonder reuk. De zaden leggen in langwerpige,
hou te, enigermaten fpitfe huisjenS,
die in twe fijden door middelftrfcpen zyn verdeeld
,
Hl
I Ë9I
- S - - rAdÊMwfii