12 MALA BA A R S E K R U ID H O F .
J A (\ A L
26. A F T E ï
■ E Heefter Na lugu, die tot twe mans
langte opfchiet en in fandige gronden
groeid , heeft by dc Bramans den
naam van Diuo. D e wortel is vefel-
ach tig, van buiten met een roodachtige
en bruine, van binnen met een witachtige
baft, in het midden van het hout zit een roodachtige
pit. De takjten en (pruilen zyn knop-
pig , de bovenfte ho ek ig, groen, met weinig
houts welk licht fplyten dradig is, eneenfach-
te pit. De bladeren komen op de fpruiten aan
k o r te , ronde , dikachtige en na binnen ge-
flreepte fteeltjens twe aan twe over malkande-
r en , doorgaans v y f, ook wel drie en feven aan
een fteel j de fpruiten en ftelen zyn ftekelig, dicht
aan de knoppen met uitpuilende bulten : de
bladeren langwerpig, voor met een fmalle korte
Ipits, aan de randen met tandjens en gekronkeld
en na binnen faamgetrokken, dicht van
weeffel, hardachtig, op de rechter fijdebruin
groen en blinkende, famentrekkende en wild
van fmaak. De middelrib die op beide fijden
uitfteekt, geeft verfcheidene d werffe ribben van
lïch die by narecht tegen over den anderen ftaan.
De bloemen komen kroonsgewys op platte ftecl-4
tjens , die in het midden geftreept en ftekelig*
zyn j beftaan uit v y f kleine fpitfe, na binnen
omgebogene bladeren, wit en bleek groen van
I ‘K
27. A f t e
■ E siruri, volgens de taal van de
Bramans P a n e -P o t, is een Heefter
van feven o f acht voeten h o o g , groei-
jende in fandige gronden. D e worte
l is in armen verdeeld met vele hair-
achtige vefelen, hard van hout met een baft die
famentrekkende, van buiten bruin en van binnen
rood is. De baft van de ftammen en takken
is rofch foetachtig en famentrekkende van
fmaak j uit de takken komen dunne , groene,
fijnhairige bladerige fteeltjens, aan welke de bladeren
overhands aan korte fteeltjens hangen, defelve
zyn klein, langwerpig rond, dun,glad, op dc
rechter fijde bruin groen,fonderjfmaab,maar als fy
wat lang geknaauwd worden enigfints ftekende,
hoe defelve verder van de fteel afftaan, hoe zy
groter zyn. Uit de middelrib lopen eenige
fchuins opgaande dwerfle ribbetjens. De bloemen
komen aande bladerige fpruiten op feer korte
en dunne fteeltjens, klein, met v y f ronde
bladeren, die beneden rood , aan de boven
A a n m e r k i n g o p d e 2 7 . /
Defe plant is , myns wetens, van niemand anders belchre-
ven , en kan om de gelykhcid van de bladeren en vruchten
voor een foort van de f'itis Jdea worden gehouden De
Heer jacobm Brejnc befchryft dusdanig een Heefter onder den
V $ V.
: E N I N G E.
1 coleur j uit haar midden fteekt een w it knopjen,
met tien korte tandjens op fijn kruin, in fien be-
fluitende een klein tongetjen met een bleekgroen
topjen. Haar kpkertjtn is klein, hebbende v y f
fpitfe bleekgroene bladeren die feer vaft aan dé
bloem fitten. De vruebteu zyn plat rond eerft
groen daar na bruinblaauw , met een zappig
vleefch welkers zap blaauw en enigfints vetachtig
is ; brandende en ftekende van fmaak. In
defelve vindmen acht o f negen naden die naaft
malkanderen leggen, en door middel van het
vleefch van de vrucht van den anderen zyn afge-
fcheidenj fy zyn driekantig met een ronde en twe
platte fijden, van coleur rofch. De Heefter bloeid
twemaal in het jaar eens in den regen, eens in
denfomertyd.De wortel gekookt en ingenomen,
ftilt de pynen van de maag, het colyk en de
krimpingen in het gedarmte. Het affiedfel van
het bout lefcht de dorft, D e bladeren gefloten,
gerooftert en op het hoofd gele gd , verdryven
de fwymelinge en fwakheid van het hoofd. De
waaflèm van de gekookte bladeren verlicht de
leden pyn. Het uitgeperfte z ap uit de tedere
bladeren ingenomen verfterkt de maag en bevorderd
de kokinge. U it de tedere bladeren
met rys gefloten en gebakken word een foort
van een koek gemaakt en aan de kinderen te eten
gegeven voor de lolly vigheid.
V ^ I.
K E N I N G E.
kant w it zyn. In het midden fit een groen, dikachtig
tongetjen het beginfel van de vrucht, met
noch twe kleinder die recht tegens over den anderen
ftaan, aan het begin der bloemen met v yf
kleine knopjens omfet. D e blomkpoppen zyn
rond en boven witachtig. Het fatfoen van dé
vruchten is plat rond, die zyn eerft groen, naderhand
bruin blaauw , foetachtig en eenigfints
famentrekkende van fmaak , van binnen wanneer
fy ryp z yn , met een blaauw waterig zap vervuld,
In defelve leggen enige kleine, fmalle, driehoekige
z ad e n , met twe platte en een ronde fijd
e , zynde eerft groen, dan fwartachtig, daar
binnen fit een zappig blaauw vleefch. De wortel
gefloten en papsgewyfe gebruikt doed alle
opblafinge verdwynen. De bladeren gefloten
en met zure melk geb ruik, zyn dienftig om alle
gefwellen te doen rypen, waar toe ook dc
bettinge van de bladeren en de haft met water
gefloten, boven maten dienftig is.
F T E K . E N I N G E .
naam van Frntex Indieus Bacciferus, Vitii Ut* ItcindaUufiii
f t l i i s in vele dingen mee dc tiiruri overeenkomende, info
verre dat ik niet kan twyffelcn of het is cene cn defelve plant,
alfo (7 don anderen in fatfoen niet ongeljk zyn.