TW E D E D E E L f®
H V éM A T V.
28. A F T E K E N 1 N G E.
. E hunmatu heeft drie foorten, waar
| van de eerfte defelve naam draagd en
I van de Bramans , Datiri word ge-
5 noemd, de twede is Nila-Hummatu,
en de derde Mudela-NilaHummatuj die
hier befchreven word is een Hecfter van v y f o f
fes voeten hoog groeijende in fandige grondenj
heeft een veefelachtige en hairige wortel met
een witachtige baft, fonderfmaak, vanbinnen
fit een groene en waterachtige pit die dicht aan
de baft houtiger is. De ftammen zyn groen en
een weinig roodachtig, niet leer houtig» met
een groene en waterige pit. De bladeren komen
op ronde, dikachtige,bleekgroene,en aan de
binnenfte fijde enigfints roodachtige ftéeltjens,
zyn g ro o t, voor met een lange fpits, aan de
kanten met uitgeholde fpitfen, lacht enbrofch.
■ D e middelrib heeft verlcheidene dwerfle ribben
die ook een weinig op de rechter fijde uitfteken.
De bloemen zyn g ro o t, kloksgewys, eenbladig,"
geheel w it , met eenen langen hals, boven met
v y f fpitfe hoeken, tuflchen beiden gekronkeld^
van reuk als de lelien, dik van blad , vanweef-
lêl vaft, buiten yder met drie ribben in de langte
geftreept. In defelve zyn v y f w itte rechtopgaande
bloemdraadjens, met platte , bréde en
rechtopftaande topjens, boven aan de tópjens
rond, beneden gehoekt en geftreept j tuffchen
defelve ftaat een rond witachtig tongetjen. Het
kokerijen is langwerpig en groen, beftaande uit
v y f fpitfe en in het lang geftreepte bladeren. De
vruchten zyn rond met ftyve en fcherpe ftekels
over al béfet, groen, van binnen met een wit
vleefch, omfet met een rond, ruim, en na buiten
omgebogen lcokertjen. De naden' leggen
aan reijen in vier langwerpige huisjens, die door
een middelfchot van den anderen worden afge-
fcheiden, zyn plat en rouw , op deeenefijdeal-
waar ly dikachtig zyn rond, van coleur geel oi
uit den rolfchen, hart vanfchil, met een witte
pit die foetachtig van fmaak is. Draagd het gehele
jaar bloem , maar meeft in de regentyd.
Geftoten en met olie van Sirgelim gemengd word
ly op de gefwollene léden gelegd. Het nap der
bladeren, gemengd met de fuiker die de Portuge-
fen J a g ra de Cana noemen, voor een fmeringe
o-ebruikt, geneeft de laferye, de naden tot drié in
getal ingenomen zyn goed in een koude koorts,
geftoten en met water gemengd in welk te voren
rys is geweekt, doen ly de gefwollene leden
1 Hl inken.
Aanmerking op de 28. 29. en 30. A F T E K E N I N G E .
De drie foorten van Hummatu door onfe fchry vers belchre-
Ven; verfchillen fccr veel in het fatfoen van de bladeren en
▼ nichten :. maar alle fijn ly foorten van de Datum; het géne
de bloemen en vruchten betónen. Cbrijtophorui Actjld in Aro-
wat. Cap.f j . maakt ook gewag van een driederlei Datura,
het onderfcheid voornamelik Hellende in de coleur der bloemen.
Die alle foorten van de Stramenium zyn waflehen-
dein verlcheidene plaatfen van Ooft en Weft-Indien. Averechts
worden ly onder de Heefters gerekend, allo het kruiden
zyn, die, het eerfte jaar als ly gezaaid zyn »bloemen en vruchten
voortbrengen , gelyk Clujtus aangemerkt heeft in fijne
aantekeninge over het boven genoemde capittel van Acofta,
en wy fel vc hebben door onlè eigene ondervindingelb bevonden.
Ca/p. Bauhinus in Finace telddcle plant onder de foorten
van Solanum, en noemd die Solarium fatidum porno jpinofo re*
tundo, en na het getuigenis van Aco/la word fy in net Mala-
baars Vmata-Caya genoemd , het gene niet qualik Haat op
het woord Hummatu. Hoe gevarclik het inwendig gebruik
der zaden van de Datura is, en hoe die de menfehen van linnen
beroven, fie daar van het boven aangetrokkene capittel van
Aco/la.
^ I L' A-H V <AM <s5M A T V .
29. A f t e k e n i n g e.
s E twede foort van de Bramans Colo-
V Datiró genoemd is de Nila-Hummatu.
* De wortel is even als die van de voor-
gaande. De buitenfte baft van de
ftammen violet o f purper rood en
fwartachtig. De bladeren zyn kleinder , langwerpig
rond, voor fpits, gelyk van rand, facht
en rond, aan de buitenfte fijde metuitftekende
ribben, fwaar van reuk j wanneer de bladeren
noch jong cn teder zyn, is de buitenfte fijde uit
den roden in het geheel fwartachtig, de binnenfte
groen. De bloemen hebben hét felfde fat-
foen, maar haar coleur is geheel bruin rood uit
den violetten, die in het kokertje bruinder is,
wanneer ly in de knoppen z yn , is het binnenfte
deel van de klok witachtig, maar het buitenfte
in het geheel purper rood. De vruchten zyn
langwerpig rond, fommige effen, andere hier
en daar met ftyve en boven maten blinkende en
purperrode knöpjens befet, eerft groen, daar
na bruin purper rood. Het kskertjen is kleiner
en ftaat fo dicht aan de vrucht niet. De naden
zyn even eens van fatfoen en coleur. Bloeid
mede het gehéle jaar door, maar meeft in den
regentyd. Het affiedfel tot een waffinge gebruikt
ftilt de pyne der leden en neemd we g der
felver verharding-,en is ook dienftig voor de koude
koorts, maar dan moet daar een weinig olie
by gedaan worden ; fo doed ook de wortel op
defelve wyle gebruikt. De bladeren met kalk
D ‘ge