34 e e r s t e d e e l
oncdoed de dikke vochten en gefwellen der leden.
Het Tap van de boft van de boom , in de mond
gehouden, o f met honing vermengd geneeftde
bruin en puiften van de mond, wanneermen de
keel en mond daar mede gorgeld. De baft eerft
felvande bladeren gedronken fuiverd uit alle uijé
flym en ook de galachtige vochten-,de bladeren in
water gekookt en gedronken zyn een deftig ge-*
neesmiadel voor de fwymelinge en fwarte gal*
De bloemen in water gekookt worden ingegeven
in water geknokt en dangegïtcn is dicnftïgvoor voor de finlingen s oSk feytmen dat IV ^ Ulfttot
Hf kindei Dokken Het zon der bladeren m de neus byflapen verwekken : der felyei Jap m de ogen
eefteken op den dag van de verheffinge helpt in de gedaan verteerd alle fchemennge en maakt een
yxerdendaagfe en verouderde koortfen.Het affied- helder geficht.
y i . A F T E K E N I N G E*
On. dn. d ^ p U . . vclo wkc«™ “ f .
van „iet anbcqua, de planten met hare zaden, vandaar, herwaarts aan ons over
S c I n noemen, Galeg* affinem Malabaricam arborejeenten,, \ gefonden.
filiq’ i; majoribus articulatie. Dat au de Suban van Alotnut iet-
C A D A -T I L A V iA.
<2. A f t e k e n i n g e.
Add-PiUva; de Bramans feggen Ma Ca-
fféïÉ w S * d a -P a la , is een boom waffehende in fan-
1 ^ 8 1 1 dige en ftenige gronden. De mortel is
onder de baft laffraanachtig fwart. De
jonge [bruiten zyn boven vierhoekig met groeven
en knoppen. De bladeren komen twe aantwe
uit de knoppen , ten wederfijden in defelve or-
dre op dikke en ronde fteeltjens, die aan de binnen
kant een weinig plat zyn ; zyn g roo t, langwerpig
, met ronde randen, voor fpitsj van weei-
fel dik en facht op de rechte fijde bruin, op de
andere helder gro en , wild en bitterachtig van
frnaak. D e middelde rib met fijne fijde ribben,
fteekt op deaverechtfefijdej h o o gu it, en.een
weinig op de rechter, De bloemen komen boven
op de vruchten, hebben vier of vy f langwerpige
, fpitfe bladeren, ftersgewyfe uitgefpreid ;
zyn van binnen wit ; van buiten uit den bleekgroenen
witachtig; haar voet is rond en lang;
in defelve fietmenvier, v y fo ffe s bloemdraadjens
na het getal der bladeren ; defelve zyn klein en
geelachtig > evenals tongetjens; in het midden
fit een priempje, welk boven d ikft, in tween ge-
fpleten en donker rolch is, van binnen in de grond
met dichte hai ren befet. De knoppen van de bloemen
zyn langwerpig rond en wit uit den gelen.
De vruchten komen recht tegen over de bladeren
op lange, ftyve> groene en dikke ftélen, zyn langwerpig,
aan de Iteel d ikft, bovenfmaller, van
buiten als door geoogde fchubben onderfchei-
den,uit de ogen fteken knoppen die mede geoogd
z yn ; zyn eerft groen, in de geoogde knoppen
witachtig; ryp zynde zyn fy mede witachtig;
ftinkende als menfehen drek en befluiten binnen
in haar een w it vleefch. De bloemen die boven
op defe vruchten komen, fitten met haar voet
op de knoppen felven en krygen haar priempje
uit het o o g , welk midden in de knoppen is ; men
kan defelve altyd fien, ftaan veel en dicht by den
anderen, na dat felfs de andere bloemen al zyn
afgevallen. D e zad en in de vruchten zyn langwerpig
en plat, leggen in ordre dichffi aan de
bolfter in delangte na de knoppen, uit welke de
de bloemen komen, gekeerd, worden door het
vleefch welk tuflehen beiden legt van een ge-
fcheiden; wanneer fy ryp zyn , zyn fy fwart.
De boom bloeid twemaal in hetjaar. Het uit-
geperfte z ap van de gehele plant met de olie van
Folba d’Enfemo voor een fmeeringe gebruikt,
geneeft de jicht ; waar toe dok de wortel gefloten
, en met water gemengd, dienftig is.
f z . A F T E K E N I N G E.
Defe boom word van Bmtius, Hifi. Hat &MtAlib. j j . i
é« .v ij. befchreven met den naam van C<nuf era, Macandon
Javanenfium-, alwaar hy de bloemen met de bloemen van de
Perciliminum gelykt, en wil dat fy zal genoemd wordeni Cm-
(„lid* Mica Arborea , wegens de uitnemende kragren die fy
heeft in de bloed/puwinge gclyk hy getuigd meermalen ,m het I
landsfieken huis ondervonden te hebben ; en hy voegd daar by,
dat de vruchten onder de aflche gebraden van de Malaiers
word gegeten voor de rode loop, fwarte g al, en gebreken van
deborft : dat ook de bladeren vleefch makende zyn , en in de
wonden en fweren, het vleefch treffelyk doen groeijen » en in
de huid een lykteken maken: waar toe door behulp van de fcheï
en fmeltkonft, ook een zout uit de bladeren kan worden getrokken
, welk behal ven fijne toehélende kracht, ook alle verouderde
, en quaadaardige fwecren fui ver maakt.
A P