
1 8 5 6 .
VIRCHOAV, Pneumonomycosis sarcinica, A r c h i v . IX , p. 5 7 4 sqq.
Het geval van 1816 under medegedeeld; toveus wnaru. vnn UAMBEiiaEK, uiterst fijne eu teedere sarci-
ueu in da sputa van een lijder nau broncliiectasic; met prikdreicu dikwijls in dc bronchiën van lijfcon.
doch met vermoeden vau overbrenging uit de maag. - Vindt voorbarig, den naam vau Sarcina Goodsir
door ^ferismopoeäia te vervaugeu.
HEPWOOTH, M c n s e o p . J o u r n a l X V I t c. ta b ., ref. d e b ì e y , B e rid it über die .Fortscliritfe
der Algenkuiide in den Jaliren 1 8 5 6— 5 7 , p. 6 6 . B a t . Z e i l . 1 8 6 8 .
S m in a n n i , in het nisrbekken, cellen (2) ne.r de be.ohrii.iiig groen. Sartina m e a n bij een hydro-
pious; 4 eelleu.
1 8 5 7 .
DEMME, Veränderung der Gewebe durch B ra n d , p. 4 9 . ref. a v e l c k e r m H e u l e u . P / e u f f e r ,
3 , V , 1 8 5 9 , p. 3 0 0 .
Sarcine in een gangreneuse darmlis (vlakke plaatjes).
AVARBÜRTON BEGBIE. Edimb. Med. Jo u rn a l, A p ril, ref. S chm id t, J a h r b . f . d . g e s . M e d i z i n
99 p. 7.
Sarcina iu arine, bij reteutio urinae euz., kleiner dan maagsarcine.
KOSSMANN, F lo r a o d . B o ta x i. Z e i t . 7 Nov. ref. A u c to r, V ir c h o w 's A r c h i v . X IV , p . 3 9 3 .
Beschrijving van sarcioe, door Welcker in de urine waargenomen, als Sarcina Welckeri ; afmeting der
cellen 0,0012 m m ., g., van maagsarcine; ligchaam meest kubiek, de grootste uit 64 cellen in hetgeheel
zamengesteld.
A’iRCHow, Ein neuer P a ll von Pneumonomycosis sarcinica, A r c h i v X , p. 401.
Bij tubercnlose vaa de long, in ho lten, analoog aan het eerste gev a l; voelit alkalisch, sarcine zeer
k lein , ongekleord, slechts hier en daar groote klompen; in de maag geen sorcine.
1 8 5 8 .
NäGELi, F l o r a n®. 4 4 re f. e b e r t h , V ir c h o w 's A r c h i v X I I , p . 5 2 .
Rangschikking bij de Fungi, nieuwe groep der Schizomyceten zie p. 118).
EBERTH, Einige Beobachtungen von pflanzlichen Para siten bei Thieren. V ir c h o w 's A r c h i v
X I I I p. 5 2 2— 3 0 .
Bij den huishnan: in de dikke darmen, vooral de blinde darmen, niet in de maag; kleurloos, cellen
0 ,0 0 2 4 mm., groepen van vier (diam. 0,005 mm.) of 8 2 (laug 0 ,0 1 2 , breed 0 ,0 1 0 , dik 0,005 mm., eens
voorw. van 256 cellen; van 38 hoenders bij 12 sarcine; ook inde excreraenteu goed bewaard ; kalkoen :
cellen en groepen grooter, meest 256 cellen.
Aap; danne darmen en co lon; cellen 0 ,0 0 2 4 mm., 4— 3 2 ; daarbij kleinere vorra: 4 cellen aan elke
z ijde, 0,Ü024 mm.
Hoendersarcine, aan een kikvorsch gevoederd, onveranderd teruggevonden.
(Waarneming, door sche.vk , van sarcine in stagoerend water); voedering aan eene d uif mislukte
1859.
JTZIGSON, Zur Naturgeschiclite der S a r c in a v e n t n e u l i O o o i s u , F ir c iio w 's Ä r c U v X l l l p . 541
sqq. C. tab.
Geen /u n g u t (maar woekerende gonidien van eene Oscillarinea of Nostochacea; onder de voorwerpen
ook vlakke plaatjes, na längere eultnur alleen zoodanige tetraden) z iep . 119.
ROSSMANN, Bemerking Über S a r c in a W e l c h e r i . , F ir c h o w ’s A r c h i v X IV p , 3 9 3 .
Verdedigt de soort tegeu Eberth, op grond van de afmetingen van het ligchaam en van dc enkele cellcn,
1859.
AVELCKER, Uebci' Sai'cina, ins besondre ih r Vorkommen im Urine des Menschen, líenle
u. Pfeuffer, ZeUschrifb fü r rationelle Med izin , 3t® serie , V , p, 1 9 9 , cum tab.
Zeer uitvoerig, zoowel eigen waarnemingen als historie en kritiek. Voorkomen in de u r ien , bij ge-
irritccrd zenuwstelsel enz. Julij, Aug. 1857 id. 1858. Urine aanvankelijk sterk zunr, later loma neu-
trual of zwak alkalisch. Groot sedement, kleur wit, hoogstens grijs. Vier vormen, aldns vergeleken met
de maagsarcine:
losse ronde cellen 0,0012 mm., maagsarcine 0,0025 mm.
längs elken kant 2 „ 0.0023 „ „ 0,005 „
» » 4 „ 0,0 0 4 8 „ r „ 0,01
„ » „ „ 8 „ komt niet „ 0,02 „
» » „ 1 6 „ voor „ 0 ,04 ) „
ook halve kubi, 4 in 't e e n e , 8 in 'tandere oppervlak; veel stukken 0 ,0 4—0 ,0 4 2 lan g , 0 ,0 3 2— 0,04breed.
Ï 8 6 J .
MILES, Jjancet I , 3 Jan . 1 8 6 1 . ref. s c h m i d t , Jahrb f . d. ges. Medizin 111 , p. 43.
Sarcine bij gelijktijdig uitbraken van galsteenen.
.AÎUNK, über H a rn s a rc in e , Virchow's Archiv. X X I I , p. 5 7 0 .
Bij lijder (bedlegerig) aan myelitis spinalis. In 1 854 ’t eerst opgemerkt, sedert voortdurend van het
begin tot het einde van den zomer. Rnim sediment ' /u— van ’tvolnmen. In den winter bijna ee-
beel weg; komen voor: enkele elementen 0,0 0 0 8—0,0 0 1 6 mm., vereeuigingen van 2 cellen, groepen, in
ieder oppervlak 4 celleu (dus 8) 0,0016— 0 ,0 0 3 4 m m., à°. 16 (64) cellen 0,0 0 3 2— 0,0060 mra., van 6 4(512)
cellen 0 ,0 0 8— 0,0120 mm ; de laatste zeer zelden , en alleen te zien als de nrien zeer versch was en geen
dekglaasje werd gebruikt. Alles in de drie rigtingen uitgebreid. (In de enkele cellen bij sterke vergroo-
ting iükerviügen zigtbaar); door iodium en zwavelzuur somwijlen eene zwak blaauwe kleur. In de faeces
geen sarcine; zelden gistcellen. Urien steeds alkalisch.
1 8 6 3 .
OPPOLZER, Erweiteniug des Magens, m it Erbrechen von Sarcina. Spitaheiiwig 4 , 11
April, ref. S c h m id t Jahrb. f . d. g. Medizin.
Alaaglijder ten gevolge van diectzoudea : dagelijksch 1— 2raaal braking; eenige ponden brijachtige massa,
reageert zuur. Sareiue met de eigenaardige kubnsvorra en verdeeüuf, ligchamen van 8 , 1 6 , zelfs 64
cellen; vcrgezeld vnn Oidium of dergelijke.