
Diensvolgens moet men in elke d e r twee kiassen a: me t splitsing in de ee rs
te , b: met splitsing in de tweede splitsingsperiode, twee onderafdeelingcn
onderscheiden 1 : splitsing op b et oogenblik d at men beschouAVt reed s ge-
schied, 2 : splitsing op d at oogenblik nog te wachten.
splitsing ill den loop der
eerste periode.
I, a,
splitsing reeds g e schied
op het be-
schouwde oogenblik.
splitsing nog niet
geschied op h e l be-
schouwde oogenblik.
splitsing in den loop der
tweede periode.
b, b,
splitsing reeds ge - splitsing nog niet
schied op het be- geschied op het beschouwde
oogenblik. schouwde oogenblik.
I II HI
De onderafdeeling a, stemt dan overeen met het vroeger genoemde geval I,
a» en b, gezamenlijk met II , h.¿ met III.
Wanneer men onder Dn-i.n Fn verstaat de voorstelling der gezamenlijke toestanden
tusschen Fn-i en Fn dan zijn die toestanden in de formulen 15—18
begrepen, voor zooverre de gevallen a, en ba betreft en moeten nog dergelijke
formulen voor de gevallen a^ en b, daaraan ivorden toegevoegd. Gelijk
nu de reeks van toestanden, vi’ij van splitsing, wordt gevonden door, in F„,
Sn in de plaats te stellen van Su-i, worden omgekeerd de gevallen, waarbij de
splitsing reeds voor het bereiken der phase heeft plaats gehad, voorgesteld
door, in Fu-i, Sn-i te vervangen door Sn, zoodat de gezamenlijke toestanden,
gedurende het verloop der n^« periode, deze zijn:
D,.,n F.:
n = r — 2
b .
Fn.ljSn — Fn,Sn
I
Fa .p So - l — Fn,Sa- l Fn- l ,S'u — Fn,s'a Fn-l,s'n-l —Fn,S'n--l
I I I
Men ziet, dat a, en b, aan elkander gelijk zijn, doordien Sn-i = s’n.
Het is nu nog de vraag, in welke verhouding de gevallen I , II en III tusschen
de gelijktijdig aanwezige sarcine-ligchaampjes zullen zijn verdeeld. Strikt
genomen hangt die verhouding af van het oogenblik der periode dat Avij be-
schouAven. In den aanvang zullen betrekkelijk Aveinige ligchaampjes de splitsing
hebben ondergaan, en dus de gevallen a^ en b^ de overhand hebben; hoe meer
men echter het einde der periode nadert, des te meer ligchaampjes zullen er
gesplitst z ijn , en d erhalve in ligchaampjes, onder a, en b, v a llen d e, zijn v e randerd.
Wil men de verhouding zoeken voor eenig bepaald oogenblik der
p e rio d e , dan rnoet v o o ra f de betrekkelijke kans d e r splitsing voor elk oogenblik
van h et tijdvak Avaarin deze mogelijk i s , Avorden opgespoord.
Voor de praktijk kan men zieh te vreden stellen m e t onmiddellijk u it de
erv arin g eene v erhouding a f te le id en , geldende vo o r h et g ev a l, hetgeen
do o r de Avaargenomen sarcine zelve Avordt aangeboden, d a t niet alle ligchaampjes
zieh gelijktijdig in dezelfde phase bevinden, ma ar d a t, tengevolge
van individuële verschillen in den gang d e r ontAvikkeling o f an d e rz in s, al de
phasen van h et verloop d e r periode gezamenlijk Avorden vertegenAvoordigd.
Met d it doel Averden van een sarcine-praepara at, d a t eenigen tijd ru stig Avas
blijven liggen, zoodat alle stroomingen hadden opgehouden, achtereenvolgens
verschillende deelen in h et gezigtsveld van h e t mikroskoop g eb rag t. Telkens
Averd g e te ld , hoevele oppervlakken v an elke d e r cathegorien, die Avij hebben
leeren k en n en , zieh als bovenliggende oppervlakken in h e t gezigtsveld v e rtoonden.
Metingen Avorden dilmaa l n ie t v e rrig t, ma ar enkel de toe stand ten
opzigte d e r celdeeling Avaargenomen. Onregelmatige en d aa rd o o r n ie t met ge-
noegzame zekerheid b epaalbare voorAverpen Averden u itg e s lo te n , Avaarbij moest
Avorden v e ro n d e rs te ld , d at de v erm in d erin g in a a n ta l, h ie ru it vo o r al de kiassen
van ligchaampjes v o o rtv lo e ijen d e , geen schadelijken invloed op de verhouding
zo u uitoefenen.
Vier zoodanige tellingen gaven het volgende resultaat:
Aantal cellen en toestand der
waargenomen oppervlakken:
Aantal ligchaampjes .
16 1 6 - 3 2 32 32—64 64
2 u (i) G i
0 9 (3 )+ l 4 2
1 8 (2) + 2 4 2
1 10 2 8 3
4 38 10 22 8
Bij de Avaarnemingen o n d er 3 2 , die tusschen ( ) zijn g e s te ld , kwam het mij
twijfelachtig v o o r, of zij h ie r, d an Avel onder 32—64 moesten Avorden geschikt.
V o o r ons tegeuAvoordig doel maakt dit geen ond ersch eid , d aa r de oppervlakken
3 2 toch, als opppervlakken onder de g ro o tste en kleinste rib , to t dezelfde soort
van ligchaampjes b eh o o ren , Avaarvan de gro o tste en d aa rd o o r meestal bovenliggende
oppervlakken in den toe stand 82—64 verkeeren. 16—3 2 is de to estan
d d e r bovenliggende oppervlakken van ligchaampjes, behoorende to t de
klasse I ; die met 64 cellen in ru s t zijn de g ro o ts te van ligchaarapjes behooren
d e to t klasse ÏII, zoodat m e n , die onder 32 en 32—64 bijeenvoegende,
v e rk rijg t :