
wijl de kleinste daarentegen de middenplaats heeft ingenomen. Na eenigen
tijd heeft de rib, die nu de längste is, de grootte bereikt, waarop zij, door
eene nieuwe splitsing van het ligchaam, op hare beurt tot de helft wordt te-
ruggebragt, terwijl nog eene période later die reductie geschiedt ten opzigte
van de rib, die alsdan de längste is, maar aanvankelijk de kortste was. De
drie ribben van het ligchaam wisselen dus hare rollen regelmatig af en worden
beurtelings de längste, de kortste en de iniddelste.
Blijven wij de ribben van het ligchaam in de volgorde van hare oorspronkelijke
grootte A. B. C. noemen, en stellen wij de lengte, die zij in de opvolgende
Perioden verkrijgen, voor door x,, Xj, Xj, X4= 2 x , enz., dan verkrijgen
wij, bij uitbreiding der tabel op pag. 20.
PERIODEN. CELDEELINGEN A.
1
GSOOTTE DER RIBBEN.
B.
. . . c, .
. . . A, . . . x ,^ 2 X, . . ■ y^ ■ ■ • • Z-2
. . . B, . ,. . X j= 2 X2 . . • y4= 3 y. . Z3
:2 Z,
in het algemeen:
P y ........................................ . . . y,+. . . . R,
............................................................................... yp+3 • . . Zp+i
...........Xp+i . Vp^3 . . . Zp^.ç
enz. Daarbij in rekening nemende de splitsing, onder de veronderstelling, dat
deze voor alle ribben geschiedt op een overeenkomstig punt harer geschiedenis,
telkens terugkeerende bij eene zelfde grootte: Xp-i.4, 7 ^+4, Zp^.4, wordt
de grootte der ribben:
GROOTTE DER RIBBEN.
PERIODEN. A. B. C.
P-t 3 ........................................................... . . . Vp., . . Zp.i
P + ^ . . yp..3 . ,
P f f ^ ■ ’4yp+4—yp.M Zp+3
p + ® Xp+3 . . . . ypt2'%Zpj.4^Zp4-i
enz., zoodat de verhouding der ribben gedurende elken cyclus van drie perioden
aldus regelmatig afwisselt:
grootste rib ,
gemiddelde „
kleinste ,,
p + 3 . . . p%-4 . . . p + 5 . . . p+ 6
A— Xp,^3 . . C = Z p + 3 . . A = X p + 3
B = V p ^ 2 . . C^Zp^s . • A = S p ^ .2 .
C = Z p .f.i . . A = X p .p , . • f e y p . i ■ . C = Z p , ,
De ribben, welker lengte door ondergane splitsing tot op dc lielft barer
waarde is gereduceerd, zijn hier ter onderscheiding onderstreept.
Welke celdeelingen gedurende de genoemde perioden plaats zullen hebben,
hangt af van de waarde van p; maar in elk geval volgen zij elkander in de
hekmde orde op, zoodat slechts de drie volgende gevallen mogelijk zijn:
p - f 4 . . . p + 5 . . p + 6 .
CELDEELINGEN ;
p+3
A, .
B, .
C, .
. . B , . . . . C , . . . A , . .
. . C , . . . . A.,.,, . . B.,.,,
of; . . . C, . . . . Aq.,., . . . B.,,1 . . C,.,,
In elk dezer drie gevallen geschiedt de celdeeling voor ligchaampjes, die in
de verschillende perioden p + S , p + 4 , p + 5 , enz. verkeeren, op geheel overeenkomstige
wijze, of bij alle in de rigting der längste, of bij alle in de
rigting der middelste, of bij alle in de rigting der kortste rib. Bovendien
vindt men bij alle in de rigting der grootste rib, en evenzoo in de rigting der
gemiddelde en kleinste, hetzelfde aantal cellen van denzelfden betrekkelijken ouderdom.
Waar het aantal volbragte celdeelingen bij het eene ligchaam één meer
dan bij het andere zou bedragen, wordt zulks door eene splitsing in diezelfde
rigting opgewogen. Kortom, voorwerpen, tot die verschillende perioden behoorende,
komen ten opzigte der celverdeelingen volkomen met elkander
overeen, en zoo ook hunne oppervlakken tusschen de grootste en kleinste, de
grootste en gemiddelde, en die tusschen de kleinste en gemiddelde rib. Indien
derhalve zoodanige voorwerpen door elkander worden waargenomen, en de
waarnemingen gerangschikt even als in tabel 1 , dan vallen de overeenkomstige
oppervlakken van alle in ééne der rubrieken, welke in die tabel onderscheiden
zijn. En al werden dan van deze ligchaampjes slechts één soort van op-
pervlaiiken waargenomen, zoodat in het geheel slechts ééne kolom verkregen
werd, dan zou toch die enkele kolom bevatten, even als nu elke kolom in de
tabel der waarnemingen afzonderlijk, niet slechts de verhouding tusschen tw e e
der ribben, maar die tusschen a l de d r i e , twee aan twee gecombineerd, in
eene overeenkomstige période van bare ontwikkeiing. Waren het bijv. de
oppervlakken onder de twee grootste ribben, dan zou die kolom bevatten:
. . . B =V p ^.3 . . . C=:Zp43 als grootste zijde
B— y a.2 . . • C=Zp+j . . . A=Xp.A2 als kleinste zijde,
dus in beide zijden waarden der drie ribben, voor de overeenkomstige perioden
van hare ontwikkeiing.
Het verloop X[,+, sluit, uit den aard der zaak, aan Xp+.; yp+> volgt geleidc-
lijk op Vp«, en evenzoo Zp+a op Zp„; maar de in orde overeenkomstige ont-
wikkelingen van A, B en C zouden zieh elk tusschen hare eigene en van
B 3 Ê