
terwijl reeds structuur en vorm weinig overeenkomst aanbieden, bovendien de
Stof van beide voorwerpen eene geheel verschillende is. Ten overvloede ou-
derzocht hij nog, op gelijke wijze, andere elemcnten van dierlijke weefsels
die tot twijfel aanleiding scheuen te kunnen geven, maar kwani bij alle tot
hetzelfde resultaat. Eindelijk deelt hij de reeds op zieh zelve beslisseiide waar-
neming mede, dat de sarcine ook voorkomt bij personen, die gcen vlcesch
hebben gebruikt, en bij konijnen, dus bij dieren die enkel van plantaardig
voedsel leven.
Niemand schijnt getracht te hebben, het ontstaan der sarcinc-Iigchaanipjes
uit de ontleding van p l a n t a a r d i g e spijzen af te leiden, en inderdaad zou het
ook moeijelijk zijn, onder deze eene te vinden, waarvan het weefsel of de
weefselelementen genoeg overeenkomst met de sarcine-ligchaampjes vertooncn ,
om zoodanige veronderstelling te wettigen. In den door mij onderzochteii
inaaginhoud vond ik de overblijfselen van geen ander plantaardig voedsel,
dan van roggebrood en aardappelen; maar evenmin als deze bevatten andere
planten, die algemeen tot voedsel gebezigd worden, deelen, welke to ts tu k je s,
gelijk aan de ligchaampjes der sarcine, zouden kunnen uiteenvallen. Vooreerst
toch zijn de v o lw a s s e n e cellen daar altijd veel grooter dan de uiterst
kleine der sarcine ; reeds de oinvang van een enkelen zetmeelkorrel der rogge
b. V. overtreft aanmerkelijk dien van een geheel sarcine-ligchaampje met vier-
en-zestig cellen in een oppervlak. Ten tweede vindt men bij deze planten
nergens de hoogst eenvoudige en regelmatige schikking der cellen, welke aan
de sarcine eigen is. Zoowel grootte als schikking der cellen herinneren aan
de weefsels, niet van hooger georganiseerde planten, maar aan lagere, bepaaldelijk
aan sommige uit de klasse der Dat vervolgens o o k j e u g d ig e
weefsels van hoogere planten, met daardoor nog zeer kleine cellen, de sarcine
ligchaampjes niet kunnen leveren, volgt van zelf reeds uit den weer-
stand, dien deze laatste niet slechts aan de ontbinding, maar zelfs een tijd-
lang aan sterke zurén en alkaîien bieden. Eindelijk zijn er ook geen d e e l e n
van cellen of van haren inhoud,-die, door vorm of constitutie, zelfs tot ver-
warring met de sarcine aanleiding zouden kunnen geven.
Reeds voordat s c h l o s s b e r g e r vruchteloos trachtte, dc sarcine uit de rij der
levende Organismen te verbannen, hadden anderen gemeend, haar, omgekeerd,
eene hoogere plaats onder deze te moeten toekennen. Een landgenoot van den
ontdekker, b u s k ‘) , meende haar tot het d i e r e n r i j k te moeten rekeucn wegens
hare overeenkomst in uitwendigen vorra en ligehaamsbouw iiict dc soorten
van het lnfusoriën-geûik(i\\t Gonium. Link vcrcenigdc zieh met dit gevoelo-n,
') Microsc. Journal, 1 8 4 3 .
maar g o o d s ir bleef bij het zijne, op grond van het plantaardige, en geenszms
dierlijke, voorkomen van het door hem ontdekte voorwerp. Ilet is op denzelfden
grond, van overeenkomst in vorrn inet bekcnde Organismen, dat ook r o b in
de sarcine onder de planten en wel in het algen-geslacht Merismopoedia m e y e n
plaatst. „Dit onderwerp,” zegt hij in zijn historisch overzigt (1. c, pag. 339) „gaf
aanleiding tot veelvuldig onderzoek en tot menigen, vaak kinderachtigen s trijd ,
omdat men uit het oog verloor, dat men, voorbij eene zekcre grens in bijzon-
derheden afdalende, geen behoorlijk antwoord op vragen omtrent de scheikun-
di"e zamenstelling of structuur van een voorwerp erlangen kan, indien men zieh
tot het onderzoek van dat enkele voorwerp bcpaalt. De oplossing dier vragen
kan door de vergelijking met voorwerpen, waarmede het overeenkomst bezit,
worden verkregen. Oieruit volgt, zoowel in de praktijk als voor de theorie,
dat men tot die oplossing niet zoozeer komt door het uitsluitend onderzoek
van een enkel voorwerp als door het vergel^kend onderzoek van diegene,
welke er uitwendig overeenkomst mede vertoonen; een onderzoek, dat minder
in bijzonderheden afdaalt, maar een hoogen graad van volkomenheid bereikt
door de waarneming van het grootst inogelijk aantal gevallen. Eene opper-
vlakkige kennis van de eenvoudigste planten zou terstond het nuttelooze van
den strijd hebben doen uitkomen.”
Deze uitspraak, cum grano salis opgevat, besluit eene gewigtige waarheid,
die met het innerlijk wezen der natuurstudie ten naauwste zainenhangt. De
waargenomen analogie tusschen verscliijnselen of voorwerpen doet ons door
het onderzoek van enkele eene raenigte andere kennen, en geene natuur-
wetenschap zou mogelijk zijn, geen vooruitgang van kennis denkbaar, wan-
neer die o-rond van analogie verviel en ieder verschijnsel of voorwerp afzon-
derlijk onderzocht moest worden. Wat de Studie der Organismen bctreft, is
]uist dit de hoogc beteekenis der zoogenoemde natuurUjke methode, dat zij de voor-
werpoii naar hmme analogien rangscliikt, en daardoor mogelijk maakt, om uit de
kennis vaii het eene tot de natuur van het andere te besluiten, cn zulks
in mcerderc of mindere mate, naar den graad van verwantschap tusschen
beide. In casu bestaat er inderdaad zoo groote overeenkomst in den lig-
cbaamsbouw der sarcine en van het genoemde algengcslacht, dat zij ieder,
die met deze vormen bekend is, terstond treffen moet.
Desiiiettegenstaande is het eenigzins onbillijk tegenover b u s k , wanneer van
dicns gevocîcn cciivoudig wordt gezegd (1. c.): B u s k gelooft ten onregte, dat
de Sarcina ventricuU een dier is, behoorende tot het geslacht Gonium van
EIIRENBERG „waarvaii zij evenwel de structuur niet bezit.” Het geslacht Gonium,
door den deenschen natuuronderzoeker o. f . Mü l l e r in 1773 voorge-
stcld, eil sedert door de ontdekking van nieuwe vormen uitgebreid, bevat in