de behandeling van de quaestie der celkemen was het noodig, meer opzettelijk de
opgaven der eerste auteurs na te gaan, terwijl evenzoo te gelegener plaatse is mede-
gedeeld, wat door latere onderzoekers tot de kennis der sarcine is bijgedragen.
Voorts is aan het slot een chronologisch overzigt van de vrij idtgebreide litteratuur
gegeoen, met vermelding van enkele punten uit den inhoud, die met het hier be-
handelde in betrekking staan.
Eenige zmstorende drukfouten, die op blz. 131 zijn opgegeven, gelieve de lezer,
tot voorkoming van misoerstand, te verbeteren, andere die hij mögt ontdekken met
verschoonmg voorbij te zien.
I N II O U I).
DE STKLTD OVEK DE KATDL’R DER SARCINE. REACTIE Or CELLULOSE,
Bkdz.
Afleiding uit overblijfsels van spijzen, door v ir c h ow b e str ed en ................................................................... 1
Het geslacht G o n iu m van e h r e n b e r g ................................................................................................................... 3
Blaauwe kleuring door het reagcns van SCHULZ op ce llulose, na behandeling met salpeterzuur
o f bijtende p o t a s e li ............................................................................................................................................................ 5
LIGCHAAMSBOÜW EN WEEFSKLDEELEN DER SARCINE. CELDEELING.
Uilgebreidheid van liet ligchaam in de drie r ig lin g en ......................................................................................... 8
Gellen en kenieii. Voorstelling vau K O B I N ....................................................................................... 9
D e c e l van ro b in en and er en is e en e g r o ep van vier (in d e ru im te 8 ) c e lle ii, e lk m e t e eu
celluiose-wand .....................................................................................................................................................11
De celdeeling geschiedt op de gewoiie wijze, door de vorming van tussclienscholten in het mid-
den der c e l, eu lieeft in de drie rigtingen aciitereenvolgens p la a ts ...........................................................13
DE WET DER CELDEELING. GROEI, EN VERMENIGVULDIGING DOOR SPLITSING.
Schéma der celdeeling; verscliijnselen die zicb, wegens de successieve celdeeling iii de drie rigtingen,
in de verschillende oppervlakken van het ligchaam moeten v o o r d o e n ................................. 15
Ongelijkheid van de grootte in de drie rigtingen; waarscliijulijk toch de wet der ontwikkeiing
voor de drie rigtingen d e z e l f d e ........................................................................................................................................20
Spîitsing der voorwerpen bij een zekeren graad van zamengeateldheid............................................................ 21
DE WETTEN VAN DEN GROEI, IN VERBAND MET DIE DER CELDEELING EN SPLITSING.
• De gi'Oüi h e e ft n ie t bij a fw is s e lin g , maar gelijktijdig in d e d r ie r ig tin g e n p l a a t s ................................. 23
Waarnemingen en metingen der sarcine, als grondslag voor verder o n d e r z o ek ........................................ 25