
y O O E ^ B E E l G T .
M E T G EY O E L EN S Y AN H O O G A CH T IN G EN YRIEN D SCH A P
O P G E D R A G E N
D E N S C H B . I J F E R .
Materiaal voor het hier medegedeelde onderzoek ïeverden de vomita van eene aan
chronische hralcing onderhevige patient, die aan mijn geachten vriend en ambtge-
noot BOOGAAED tot ouderzoek waren toegezonden, en mij welwillend loerden afge-
staan, nadat gebkken was, dat zieh daarin eene mime hoeveelheid sarcine bevond.
Gaarne maakte ik van deze gelegenheid gebruik, ow. het voorwerp, dat in den
betrekkelijk körten tijd na zijne ontdeklcmg tot zoo velerlei beschouwingen had ctan-
leiding gegeven, en in welks beschrijving nog altijd duistere punien voorkwamen,
door eigen onderzoek, te leeren kennen. Nadat de wagen aangaande zijne natuvr
en zamensteüing, die zieh in de eerste plaats voordeden, waren opgeheUerd, ga-
ven de groote eenvoudigheid en regelmatigheid van den ligehaamsbouw mij aanlei-
ding, het onderzoek in eene andere rigting voort te zetten, en te trachten, uit eene
reeks van waarnemingen en metingen, de ontwikkelingswetten voor het weefsel van
dit organisme te bepalen. Inzonderheid met het oog op dit gedeelte, is in de folgende
bladen de gang van het onderzoek zelf naauwkeurig en stap voor stap we-
dergegeven, zoodat zootoel de methocle als de verkregen nitkomsten voUedig kunnen
loorden beoordeeld. Voor een kort overzigt meen ik m a r de inhoudsopgave te mögen
venoijzen.
Historisch is het onderwerp in zooverre behandeld als noodig was, om de tegen-
tvoordige beschouwingen en waarnemingen aan die der vroegere schrijvers te doen
aansluiten, en de tegenstrijdigheden tusschen deze zoo veel doenlijk te verklären eti
op te lossen. Tot punt van iiitgang koos ik de beschrijving in het behende werk van
liOBiN over de plantaardige Parasiten van het menschelijk en dierljk ligchaam; bij