
dc lengte d e r ribben van het geheele ligchaam, bij den aanvang eener p e riode,
waarin celdeeling in de rig tin g dier rib geschiedt, zoodat z ij, in strik ten
zin, do gemiddelde gro o tte d e r cellen, bij den aanvang d e r p e rio d e , in de
rigting d e r ophanden zijnde celdeeling, voorstelt. Deze bepaling was volkomen
voldoende voor de geschiedenis van h et ligchaam als gehe el, en in overeenstemming
met de meest voor de hand liggende telling d e r perioden. Wannee
r h et evenwel meer in het bijzonder op de geschiedenis d e r enkele cellen
aankomt, moet hierin eenige Avijziging Avorden gebragt. De geschiedenis d e r
enkele ce llen , gelijk die voorioopig u it de geschiedenis van het ligchaam Avercl
opgemaakt en voorgesteld op pag. 79 en 80, is voldoende om van periode
to t periode de ro l aan te Avijzen, die de enkele cellen in de ontwikkeiing van
het geheel v e rv u llen , ma ar voor de enkele cel op zieh zelve ble ef o n b ep a a ld ,
op Avelk tijdstip, en bij Avelke g ro o tte h aa r bestaan als zoodanig begint en
eindigt. Terwijl de gemiddelde g ro o tte d e r cellen in de eene rig tin g , g edurende
den loop eener perio d e, toeneemt van 4,25 .« to t 5,50 AA’orden zij in die
rigting d oor celdeeling getroffen. De eene cel ondergaa t de verdeeling v ro e g
e r , de ande re la te r, de eene bij eene iets kle inere, de an d e re bij eene iets
groote re afmeting. Voor de geschiedenis van het geheel is h et ju iste oogenblik
tamelijk onverschillig, d aa r de dochtercellen te rsto n d de ro l d e r rnoedercellen
opvatten en v erv o lg en , maar met h et oog op de geschiedenis d e r enkele cel
is h et van belang te Aveten, bij Avelke g ro o tte de deeling, althans gemiddeld,
p la a tst heeft, ten einde de grenzen te bepa len, Avaar binnen zieh h et levcn
de r enkele cel beAveegt.
De gemiddelde g ro o tte n u d e r cellen bij ’t begin van een celdeelings-periode
in h et ligchaam is stellig k le in e r, dan de gemiddelde g ro o tte d e r enkele
cellen, op het oogenblik d at zij, elk vo o r zieh, de verdeeling o n d e rg a an ; bij
h et begin d e r periode toch zijn nog geene o f slechts enkele cellen van het
ligchaam v erd ee ld , en verkee ren de raeesten nog in eene vroegeren toestand
van ontAvikkeling. Daarentegen is de gemiddelde g ro o tte op ’t einde d e r p e riode
stellig te g ro o t, Avant bij enkele cellen, die zieh dan Avelligt nog n ie t v e rdeelen,
Avorden vele raedegemeten, die zieh reeds op een vro eg er tpdstip d e r
periode verdeeld hebben en sedert in g ro o tte zijn toegenomen. Meer Avaarschijnlijk
zal die gro o tte gelijk zijn aan d ie , Avelke men n it de g ro o tte van het
ligchaam omstreeks h et midden d e r periode afleidt, op h et oogenblik d a t sommige
ceilen zieh nog in een v ro eg e r, an d e re reeds in een la te r p u n t van h are ontAvikkeling
bevinden, maar 't een tegen h et an d e r kan geacht Avorden op te Avegen.
Direkte meting op een aantal afzonderlijke cellen heeft mij de volgcnde u itkorast
geleverd. De kleinste cel die ik verdeeld zag had, in die rigting, eene
g ro o tte van 4,3 de grootste nog onverdeelde had in de rig tin g , waarin de
verdeeling moest geschieden, eene lengte van 4,75 /<; terAvijl de grootste ce l, ond
e r dicgcnc, Avelke, Avegens de dunheid van h et tussehenschot, voor pas verdeeld
moesten worden gehouden, in die rig tin g 5 ,« lang Avas. Als gemiddelde vond
ik voor de len g te , Avelke de cellen bereikt hebben, Avanneer de deeling zigtbaar
Avordt Avaargenomen, in die rig tin g 4,6 /t. Voor de drie rigtingen geza-
inenlijk geeft d it, interpole rende met behuip van formule (a) en (b) op het
oogenblik, d a t de voltooide celdeeling Avordt Avaargenomen:
a, 4,6
b, = 3,65
c, = 2,9 ^
d u s: Ug = b, = 3,65 ........................... 29.
bg ^ c, = 2,9
0 , = a, = 2,3
zoodat cle geschiedenis d e r enkele cel, me er naauwkeurig dan zij v roeger kon
gegeven Avorden, gemiddeld deze is:
a, — a, = 3,65 — 4,6 verdeeling
b ô - b , — 2,9 — 3,65
Cg c, — 2,3 ~ 2,9
in. a. AV.: terAvijl de ce l, bij h are Avording, in de eene rigting eene gemid-
clelde g ro o tte heeft van 2,3 in de tAA’eede van 2,9.«, in de derd e A’an 3,65 .«,
g ro eit z ij, g edurende h et tijdvak van h aa r bestaan als enkele c e l, in drie rig tingen
aan to t 2,9 /«, to t 3,65 ,« en 4,6 ,«, en ondergaat alsdan in die laatste rigtin
g verdeeling. Daardoor worden twee cellen g eb o re n , elke Avederom in de
eene rigting 2,3 in de beide ande re 2,9 ¡a en 3,65 .« g ro o t, en welke, met
verAvisseling d e r rigtingen van de g ro o ts te , kleinste en gemiddelde rib , dezelfde
geschiedenis op nieuAv beginnen. Voor v ie r acbtereenvolgende generatien heeft
men:
Gemiddelde of normale geschiedenis der enkele cellen
gedurende vier generatien:
I s te GENERATIE.
c é lie c e l.
2d e GENERATIE.
twee cellen.
Sile GENERATIE
vier cellen.
. . 3 ,6 5— 4,6 Vercl.: 3,3 — 2,9 2 , 9 — 3,05
. . 2,9 — 3,65 3 ,6 5— 4,6 Vercl.: 2,3 — 2,9
4cle GENERATIE.
acht cellen.
3 ,6 5— 4 ,6 Vercl,;
2,3 — 3,65
C . . . . 2,3 _ 2,9 3,9 — 3,65 3 ,6 5— 4,6 Verd.: 2,3 — 2,9
De constante a. = 3,65 i« in de formule (27) v o o r Am substituerende, Avordt
deze :