
kauf van het parellelopipedum u it to t aan h et midden to e , geheel vrij en ai-
g ero n d geworden is. Terwijl dit met eenen kant geschiedde, werden inet elke
celdeeling nieuwe vlakken en nieuwe kanten g ev o rm d , die op h are b e u r t, in
opvolgende celgeslachten, hetzelfde procès doorloopen. In het geheele weefsel
moeten d u s , op ied er oogenblik, zoovele verschillende toe standen v e rteg en woordigd
worden g evonden, als e r perioden z ijn , waarin h et p ro c è s , vo o r
olken celkant op zich ze lf, verande ring ined eb ren g t; tenvijl van den totalen
groei d e r cel, in de drie rig tin g en , slechts drie phasen o f toestanden worden
waargenomen, komen e r in dit opzigt zes o f zeven voor; j a , d aa r de in te r cellulaire
rujmten niet slechts n a a r haren ouderdom v erschillen, maar ook onderscheiden
zijn, n a a r gelang zij aan weerszijden van den k ortsten o f längsten
diameter d e r ce lparen, en aan de eene o f an d e re zijde A’an elk d ie r diameters
o n tsta an , Avordt dit getal verschillende toe standen nog verviervoudigd.
In elke cel op zich zelve zijn de deelen v an den celwand, die aan de zes
Aiakken A’an h et oorspronkelijk parallelopipedum beantAvoorden, cn Avelke Avij
kortheidshalve de zes vlakken van den celwand zullen noemen, alle ten op zigte
van h are geschiedenis verschillend. Slechts é é n , d at aan h et overeeii-
komstig A-lak d e r zustercel g re n s t, is tegelijk d a a rm ed e , als tussehenschot,
onafhankelijk van den Avand d e r moedercel gevormd. De ande re vijf zijn als
verdikkingslaag tegen den Avand van deze ontsta an en hebben overal haren
A’orm overgenomen. Van deze vijf behoort Avederoin slechts een , wat zijne ontAvikkeling
b e tre ft, geheel aau de moedercel; de vier an d e re zijn g evormd tegen
vro eg er reed s aanAvezige vlakken in an d e re cellen. Op die Avijze zijn al de
vlakken van den cehvand, Avat h a a r vorm b etreff, van A’erschillenden o u d erdom.
H et verschil bed raag t van Adak to t v lak , minstens ééne p e rlo d e , Avaarbij
dan de twee oversta ande vlakken telkens een cyclus verschillen. Maar het
verschil tusschen die overstaande kan o o k , hetzij v oor een p a a r, of voor twee ,
o f voor alle drie p a re n , twee o f meer cycli b ed rag en , indien namelijk de
cel tevens aan h et vlak, längs den k a n t, o f in den hoek van eene lioogere
celgroep gelegen is. Dc twaa lf k an ten , Avaarlangs zich deze vlakken snijden,
en de intercellula ire ruimten die längs deze kanten v erlo o p en , zijn dan everi-
eens alle van elkander verschillend, hetzij ten opzigte \’an den ouderdom der
snijding zelve o f ten opzigte van het verschil in leeftijd d e r ald aar zieh snij-
dende vlakken. Ook hier is verschil g ro o te r, Avanneer de cel tevens aan cle
grens A’an eene hoogere groep gelegen is.
Welke intercellulaire ruimten längs iedere cel van het o}»pcrvhik v erloopen,
Avelke d us de toestand d e r kanten is , kan het gemakkelijkst Avorden nagegaan
in de ta b e l, waar al de deelingsvlakken in h et ligchaam met hare snijdingen
zijn voorgesteld Men heeft dan .sleehts na tc g a a n , d oor welke cleelingsvlakken
de cel, die men beschouwt, is ingesloten, en tc zien Avelke snijdingen in
de horizontale en vertikale kolomineii vo o r die deelingsvlakken gemeenschap-
pelijk voorkomen. Vo o r de ce llen , Avaar h et onderscheid in ouderdom der
vlakken het in in st, dus telkens eene periode b ed ra ag t, v in d t men bv. :
1 B 4 5 6
A2 c, B,
1 A, '1 n ‘1 51
2 Cj ‘2 ^3 42
3 ■3 ''S
4 A2 '4 H
5 C, '5
Voor de cellen in het midden van1 de meest zair
dndt men:
2 3 6 7 8
Cj B, A. Co
1 A, ‘1 n n n
2 a ■3 13
3 Bä ^3 äS
G B, ‘6 26
7 A, '7
Dc intercellula ire ru im ten , welke in de horizontale rij achter ied er deelingsvlak
vo o rk omen , zijn d ie , Avelke als insnoeringen in de rig tin g van d at vlak
(längs den omtrek van h e t jo n g e tussehenschot) ontsta an zijn; het oppervlak
van het oorspronkelijk parallelopepedum moet dus hier zoo veel ingekort
Avorden gedacht als de insnoering diep is. De intercellulaire ru im ten , Avelke
in de v ertikale kolom. onder een d e r vlakken voorkomen, zijn tusschen d at
vlak en h et overeenkomstige d e r aangrenzende cel (als nioederAvanden der
celparen) gevormd: zij openbaren zich dus door eene buiging in den rand
van d at o p p erv lak , die zich zoover u itstrek t als de halve breedte d e r in te rcellulaire
ru im te bedraagt.
De a a rd d e r buiging moet blijken u it den vorm d e r zijden van de vierhoekige
lig iiu r, Avaaronder zich de intercellula ire ru im te in doorsnede voor-
doet. Elke intercellula ire ru iin te komt tAveemalen v o o r, indien men de vier
die längs elk vlak verlo o p en , voor al die vlakken achtereenvolgens o p stelt;
aan tAvee dier oppervlakken toch is telkens een k an t, eene intercellula ire ruimte
gemeen; doch voor die twee aangrenzende oppervlakken komt zij voor in
twee b eteekenissen, voor h e t eene als in k o rtin g , voor h et ande re als buiging
van h et oppervlak aan die zijde. Wilde men nu niet slechts de afmetingen der