
a a n w e e r s z i jd e n v a n d e l ä n g s t e m id d e l l i jn e n d e r tu s s c h e n s c h o t t
e n o n t s t a a n zijn. Celdeeling en groei toch houden in alle rigtingen gelijken
tred, en daar in die eerste seriën liet onderscheid in ouderdom der zich
kruisende deelingsvlakken behalve de voile cj’cli ééne, in die tweede seriën
telkens twee perioden bedraagt, moet hetzelfde verschil ten opzigte van de ai-
meting der cel in de rigtingen loodregt op die deelingsvlakken bestaan.
In ons voorbeeld ziet men voor de jongste celdeeling, waarvan de deelingsvlakken
door B3 zijn aangewezen, den längsten diameter der tusschenschotten
in het oppervlak BC, den kortsten in AB; van de naastvorige deeling A2, den
längsten diameter der tusschenschotten in AB, den kleinsten in A C , van de
nog vroegere C2 den grootsten in A C , den kleinsten in B C en zoo vervolgens
, alles overeenkomstig het verschil in ouderdom tusschen die tusschenschotten
en de deelingsvlakken waarmede men ze in die oppervlakken gekruist ziet.
Het spreekt van zelf, dat voor celdeelingen die reeds eenige perioden gele-
den hebben plaats gehad, het tussehenschot van het toemnalige eelpaar vertegenwoordigd
wordt door de geheele grensvlakte van twee rain of meer za-
raengestelde groepen, waarin die cellen sedert zijn veranderd.
Even weinig moeite als het kost, de hier te vergelijken intercellulaire ruimten
m de oppervlakken der ligchamen te vinden, evenveel bezwaar ontmoet de ver-
gelijkmg zelve. Het waar te nemen onderscheid toch is zoo klein, als maximum
weinige tiendedeelen van den /» voor de gezamenlijke insnoeringen aan weerszijden
der middellijn, dat eene waarneramg onder de günstigste verhoudingen vereischt
zou worden, om den invloed van dit verschil op de grootte der intercellulaire
ruimten met zekerheid waar te nemen. En in plaats van zoodanige günstige
verhouding bestaat de noodzakelijkheid, om of de verschillende oppervlakken van
eenzelfde ligchaam, of de oppervlakken van verschillende ligchamen te vergelijken
, zonder dat de waarneming op deelen die in hetzelfde oppervlak voorkomen,
kan worden overgebragt. Wij moeten ons dus hier met de aanwijzing
van het soortelijk verschil der seriën te vreden stellen.
Gemakkelijker daarentegen is de onderlinge vergelijking der intercellulaire
ruimten, die tot de seriën 1 , 3 , 5 enz. en tot de seriën 2 , 4 , 6 enz., kortom
tot de o v e r e e n k o m s t ig e s e r i ë n d e r v e r s c h i l l e n d e p a r e n behooren,
want d e z e z ijn de i n t e r c e l l u l a i r e r u im t e n , w e lk e tw e e a a n tw e e
a a n w e e r s z ijd e n v a n d e z e l f d e m id d e l l i jn d e r t u s s c h e n s c h o t t e n
z ijn o n t s t a a n . In d e eerstgenoemde seriën is het verschilcijfer, aanwijzende
het verschil in ouderdom der zich kruisende deelingsvlakken, 1 , 4 , 7 , 1 0 , in
de laatstgenoemde 2 , 0 , 8 , 11 perioden, dus telkens met het onderscheid van
een of meer voile cycli, en ditzelfde onderscheid bestaat tusschen de deelingsvlakken,
die in elk oppervlak aan weerszijden van de daar zigtbare middellijn
der tusschenschotten worden waargenomen. ’t Is een eenvoudig gevolg daarvan,
dat de deelingsvlakken van eenzelfde deeling nimraer onmiddellijk naast elkander
komen te liggen, maar altijd in het midden tusschen twee andere deelingsvlakken,
van vroegere deelingen in die rigting afkomstig, worden ingeschoven. Zij
wisselen dus regelmatig met deze af, en eene reeks nieuive tusschenschotten,
behoorende tot de opvolgende celdeeling in eene andere rigting, al deze
deelingsvlakken kruisende, ontmoet beurtelings een, dat ééne of twee perioden
ouder is dan zij zelve, en een, dat, behalve die enkele perioden, nog
een of meer voile cycli ouder is. Heeft men de kortste middellijn der tusschenschotten
voor zich, dan heeft men aan de eene zijde van deze telkens
eene kruising en intercellulaire ruimte, behoorende tot de eerste serie, aan
de andere zijde eene, behoorende tot de 3^® 5^® of 7'^® serie, enz., dus met
het verschilcijfer 1, 4 , 7 , 10, enz.; aan weerszijden der längste middellijnen bevindt
zicb telkens, tegenover ééne, behoorende tot de tweede serie, dus met
het verschilcijfer 2 , de overeenkomstige van de 4^® 6 ^® 8®^® serie enz., dus met
het verschilcijfer 5, 8 , 11 enz. Aldus:
aaii weerszijden van de k o rts te iniddeilijn der lussehenscbotteii
onlstaan dc intercellulaire rnimten:
( A C ) '1 tegenover H ( 4 ) ( “ ’ ! ) enz.
en o n tw ik ke le n zich verder tô t:
(B C) '3 tegenover '*2 ( '2 ) ( '''2 )
( A B ) '3 „ ^3 ( '3 ) C “S)
(.AC) % „ (H) C i )
enz.
aan wcers/.ij(]oD der längste ntiddcllijn der lussctienscliolleii
onisiaaii de intercellulaire niimieii:
(AB) tegenover ®I (®1 ) ( " 1) enz.
en ontwikkelen zich verder tot
(A C) ’3 tegenover ®2 («2) (" 3 )
(B C) 23 53 (83)
enz.
Een enkele blik op de ligchaampjes of hunne afbeeldingen leert ons, dat
het hier bedoelde onderscheid aan een zeer belangrijk verschil in grootte beantwoordt.
De twee celparen, die, in eenig oppervlak, met elkander eene
groep van 4 cellen vormen, zijn aan de binnenzijde dier groep bijkans plat
tegen elkander aangesloten. Eene intercellulaire ruimte in het midden, waar
de jongste tusschenschotten het naastvorige, dat der rnoedercellen, kruisen ( ‘1
of H) is niet of naauwelijks zigtbaar. Daarentegen worden aan de buitenzijde,
waar elk celpaar aan een ander van eene naburige groep grenst, of naar de
buitenvlakte van het ligchaam gekeerd is, de eigenaardig uitpuilende lobben
en daartusschen duidelijke insnoeringen of intercellulaire ruimten (H, H of ®1,
H) waargenomen. G e d u r e n d e de p é r i o d e d u s , w a a r in d e b e id e c e ll
e n z ic b o n tw ik k e l e n en de g r o e i in d e n a e q u a t o r v a n h e t c e lp
a a r a c h t e r b l i j f t , w o r d t d e i n s n o e r i n g , d ie h i e r v a n h e t g e v o lg
i s , a a n w c c r s 2 ij d c n v a n e lk e m i d d e 11 ijn v a n d ie n a e q u a t o r z e e r
o n g e l i jk v e r d e e l d . Om van dit verschijnsel rekenschap te geven, kan men