
32—64. 16—32.
x,,„ 2 x,í.;=x,+> ’,x,+.=x„., x „ .
17— 3 3 ^ 27— 34.U U - - 1 3 > , ,,„ 1 7— 2_2 ,< IS 'ú— 17
welke ontwikkelingen op do volgende wijze aansluiten
32.
Xq+4
!2— 27/<
kovtstc
zijde:
Nq-M
7^q+í
längste
zijde :
Xq+.3 =:
1 6 -3 2 .
11— 1 3 '.,í< 1 7— 32 i,.
32.
= 1 3 '/,— 17 71 2 2— 27 ;«.
3 2 -6 4 .
,, ‘_____________17_—_3ir2 g 2 7——3a-ti, ufi..
welk verloop ju.st overeenstemt met lietgeen wij voor het oppervlak A 0 ver-
vujgen wanneer wij de geschiedenis der zijden A en C, gelijk deze door de
oppervlakken A B en B C gegeven is, naast elkander stellen:
CELDEELINGEN. A- S;
-A. cellen : B.
/..
16—32.
0PPEÜVL.1K B. C.
B. celleii ; C.
!•■ l>.
A . • n - 2 2 13%— Ï7 17
3 2— 6 4 .
1 6 -
I! . . 2 2— 27 1 7— 22 17— 22
6 4 .
3 2 -
C . . 2 7— 3 4 2 2— 27 22— 37
16.
11 — 131/.
-3 2 .
1 3 ' / . - 1 7
-64.
1 7— 23
OPPERVL.VK A. C.
C. cellen: A.
/•■ fi.
16—32,
11—13i/i 1 7 ^ 3
32.
1 3 ’/ ,— 17 3 2— 27
8 2 -6 4 .
1 7— 22 2 7— 34
verduhher 'T T ™“ ’ der längste of
standen p v a t l n h / ™ de ontwikkelingstoezen
Immerq H rV ivordt, in de waarnemingen zelve aangewe-
T d c t T e ik h °d dan heígeen
r u b b eW h h h ^ " - T T ’ zou; door de ver-
L 1 n g®™'g splitting, die reeds had plaats
S I : : r g e v a i ib b e rw i j de s p i i S g S : :
L d e niets andere’ “ l % u vertraagd, en wij hebben daarnnt
'IrL r % ^I6lgeen in andere ligchaampjes, in denzelfden
ontwpkkehngstoestand verkeerende, reeds van zelf gesehiedt. M e i oppe“ an
r r L t e t e 'S f z '’S "P‘‘‘^“ g ’ det onderging, längs de
o . J ® zamengehangen met het overeenkomstige oppervlak van een anf
S e T e S n e'e“ ''’“ f 5"'“ ’ “ oppervlakken vroeger tw e e celbij
de eerstvoiffp "% “ .® .°P P® ’’' ' ’ ‘“’' vormden. Evenzoo zal ieder oppervlak,
bij eerstvolgende sphtsmg, waardoor het getroffen wordt, gescheiden worden
,4
i
längs de middellijn loodregt op de längste zijde, zoodat de twee celgroepen,
die het nu ter weerszijden van die middellijn vertoont, later oppervlakken
van afzonderlijke ligchaampjes zullen zijn. Bevinden zieh evenwel die oppervlakken,
na de eerstgenoemde, of vöor de laatstgenoemde splitsing in de tot
rust gekomen sarcine bij voorkeur of uitsluitend aan de bovenzijde, omdat
hunne zijden de längste ribben van het ligchaam zijn, dan zullen zij vöör die
eerste en na die laatstgenoemde splitsing een der opstaande vlakken zijn, omdat
een hunner zijden alsdan de kleinste rib van het ligchaam is. Zoo ook omgekeerd.
Men neemt dus wel die oppervlakken waar, ook indien slechts de
oppervlaldsen onder de grootste ribben zigtbaar zijn, maar niet onmiddellijk;
men ziet ze slechts in gesplitsten toestand, dus voor de helft, of twee aan
twee met de längste zijden aan elkander verbonden. Men ziet derhalve, in de
twee hoofdgroepen der oppervlakken, wier zijden een stadium van elkander
verschillen, eene ontwikkelingsphase van de oppervlakken, waar dat onderscheid
aan twee perioden beantwoordt. Omgekeerd beantwoorden de twee
hoofdgroepen in een oppervlak, welks zijden een onderscheid van twee stadiëçL
vertoonen, aan een ontwikkelingstoestand van een oppervlak, waar de ontwikkeiing
van beide slechts ééne période verschilt.
Daar de splitsing, welke wij ons voorstelden, om uit de ontwikkeiing van
het eene oppervlak die van het andere te leeren kennen, ook werkelijk op die
wijze in de natuur geschiedt, wordt ook werkelijk de ontwikkelingsverhou-
ding tusschen de twee zijden telkens omgekeerd, en het oppervlak door de
successieve splitsingen beurtelings gebragt in den toestand waarbij de zijden
één, en in dien waarbij zij twee ontwikkelingsstadien verscliillen. Hetzelfde
dus, wat wij tot nu toe slechts voor het oppervlak A C hebben gevonden,
moet ook in de geschiedenis der oppervlakken A B en B C worden aange-
troffen, wanneer wij die geschiedenis slechts voorbij de splitsingen, die ze
treffen, nagaan.
Dienovereenkomstig de geschiedenis van B C vervolgende, en daarbij aannemende
drie gevallen van splitsing, telkens bij eene lengte van 22 /*, van
27 en van 34 /<, verkrijgen wij drie tabellen, elk een in zieh zelf wederkeerend
verloop voorstellende en gezamenlijk al de waargenomen en uit de
waarnemingen afgeleide toestanden der oppervlakken bevattender