
lijiv onderscheidt en naauwkeurig o n d erzo ek t, die la te r blijken met elkander
te moeten worden gecombineerd; ma ar het combineren A’an v o o rw e rp en , voor
dat h et direkte bewijs geleverd is , d at zij bij elkander behooren, geeft lig-
telijk aanleiding to t verAvarring, d ie , als h et blijkt d a t men gedAvaald h e e ft,
niet altijd weder kan Avorden Iiersteld. Deze opmerking geld t ook de beschouwing
van ITZIGSOHN, volgens welke Sarcina, tegelijk met Merismopoedia en vele
andere geslachten u it de lag ere Algen, geene zelfstandige s o o rte n , ma ar ont-
wikkeliiigsvormen A’an ande re Algen zouden bevatten. Dit kan AA’a a r zijn, maar
die onderstelling b e ru st to t nu toe hoofdzakelijk op analogie in vorm en v e rdere
eigenschappen d e r cellen en op een gelijktijdig voorkomen. Gelijk itzigsohn
aan het slot A’an zijn stu b v e rm eld t, heeft hij dan ook niet den zamenhang
d e r sarcine met eenige draadvormige Oscillarinea of dergelijke direkt
Avaargenomen, ma ar acht hij dien zamenhang op g rond A'an analogie Avaarschijnlijk;
h et Avas dan ook bepaaldelijk zijn d o e l, op de mogelijkheid van
(lien zamenhang oprnerkzaam te m ak en , en to t een nad e r onderzoek in die
i-igting op te Avekken.
Heller *) maakt geAvag A’an buiten h et organisme als zoodanig vrij A’o o r -
komende sarcine. Op gelijke Avijze deelt eberth 2) m ed e , d a t do o r schenk
sarcine in stilstaand Avater is aangetroffen, doch zonde r afmetingen of n ade re
bijzonderheden te v ermelden, Avaaruit blijkt, d at h e t geene Merismopoedia
kan zijn geAveest. P roeven om deze sarcine aan eene d u if te v o e ren , misluk-
ten. Bij de Avaarneming, Avaarvan in h et genoemde handboek van wedl Avordt
melding gem aak t, Avorden evenmin n ade re bijzonderheden opgegeven. Daar
zij, die zich met de studie d e r Algen opzettelijk bezig hie ld en , to t n u toe Avel
onderscheidene Stoortoxivoxi Merismopoedia, doch geene Sarcina in de vrije n a tu
u r o n td ek ten , mag h a a r voorkomen op die Avijze voor h et minst als zeer
tAvijfelachtig Avorden beschoÜAvd.
lîehalve in de maag van den mensch, bij verschijnselen van chronische b ra king,
is de sarcine Aveldra ook eiders in liet darm k an aal, en o n d er verschillende
omstandigheden aangetroffen. Reeds virchow^) d e e lt, n a a r aanleiding
A’an opzettelijk onderzoek bij section, eene menigte gevallen mode van h et v oorkomen
van sarcine bij de meest verschillende ongesteldlieden. Ook anderen
verkregen gelijke uitkomsten. Men is d a a rd o o r spoedig van het denkbeeld te-
ruggekomen, d a t de sarcin e, do o r h a re tegenAvoordigheid, bepaalde ziektever-
schijnselen zou A-eroorzaken o f aan bepaalde ziekteverschijnselen gebond en zou
zijn, maar beschouwt h aa r algemeen als eene p a ra s ie t, die zich in gezonden en
') G rm in g e r A r c h i v , 3848. 1.
») F r o r ie p s N o tiz e n 1846. 825.
») Virohom’e A n h tiv . X IIÏ, p. 522 — 30. 1858.
zielten toestand beide kan vertoonen, zonder haren gastheer schade toe te brengen.
Zij is dan ook geene parasiet in dien zin, dat zij zich uit het ligchaam,
uit de geassimileerde stoffen van haren gastheer voedt, maar in meer lettcr-
lijken zin, nl. als levende van het voedsel, dat voor den gastheer bestemd
is. F eeeioiis, die haar ontstaan on verdere ontwikkeiing bij honden met
kunstmatige maagfistels volgde, bemerkte in de digestie dezer dieren, tvelke
naauwkeurig werd nagagaan, na het optreden der sarcine geene stoornis.
ViEcnow vond de sarcine bij konijnen en hoenders. E beeth ') die zeer uit-
voerige waarnemingen omtrent haar voorkomen bij laatstgenoemde dieren
mededeelt, geeft op, dat zij daar niet in de maag, maar in de dikke darmen,
vooral in de blinde darmen voorkomt. Van acht-en-twintig hoenders vond hij
bij twaalf sarcine. Bij een aap (Cynocephalug sp.) iverd weinig in de maag, ta-
inelijk veel in de darmen en in het cohn aangetroffen. Dat de sarcme, ivan-
neer zij eens in de maag aanwezig is, ligtelijk in de darmen moet geraken,
spreekt van zelf. Het kan ons dus niet verwonderen, dat zij door iiasse
en anderen in het darmkanaal van den mensch gevonden is. Ook in de
faeces werd zij door genoemden schrijver aangetroffen; evenzoo vond eeeetii
ze iu de uitwerpselen van hoenders onveranderd terug. Het voorkomen van
de sarcine bij deze dieren laat zieh welligt door eenvoudige overdraft verklären,
vooral daar, volgens de opgaven van ebeeth, zooveel overeenkomst tusschen
deze sarcine en die der menschelijke maag bestaat, dat beide gereedeiijk
voor identiek kunnen ivorden gehouden.
Geheel afwijkend vond virchow de sarcme in de menschelijke long, bij
longgangreen te midden van een ammoniakaal vocht, dat als rottingspro-
dukt reeds gedurende het leven moest zijn ontstaan. Later werd door liem
nog een tweede geval ’) van deze zoogenoemde pneumommycosis sarcinica beschreven;
analoog aan het eerste kwam ook hier, in holten der tuberculeuse
longkwabben, längs de wanden, eene pulpeuse massa voor, die bijna
geheel uit sarcine bestond. De massa reageerde alkalisch, terwijl in liet
zuur reagerende maagvocht geen sarcine werd waargenomen. Bovendien w-erd
door denzelfden herhaaldelijk sarcine in de bronchiën van lijken geyonden,
dooli meest onder omstandigheden, die eene herkomst uit de maag waarschijn-
lijk maakten. Als zoodauig werd zij ook door zeecker ■*) in de longen waargenomen.
Genoemde schrijver merkt hierbij op, dat in zoodanige gevallen veelal
') F ir c h ow ’s A r c h iv XHI, p. 622— 30. 1858.
-) F r o r ie p ’s A o lig e n 1846. No. 825 , gereproiluceerd : A r c h i v , IX p. 574 e. v. 1856.
8) Ein lipuor Fall von Pneumonomycoais sarcinica, V ir c h ow 's A r c h iv , X. p, 401. 1857,
2 I lm l e u . P fe u ffe r , Z . f . R . M . 1 8 5 3 , p. 117.