
king dezer figuren wordt duidelijk, dat het fijne lijntje, volgens eobin den
dunnen celwand in zijn geheel voorstellende, de buitenste grens is van de
wanden der celgroep; dat de ruimte binnen die lijn en den buitenwand der
zoogenoemde kernen en evenzoo die tussehen de kernen onderling, ingenoinen
wordt door de wanden van vier afzonderlijke cellen, on eindelijk dat elke
„kern” de inhoud is van een dezer vier cellen. Niet de c e l der sarcine bezit
clerhalve die eigenaardige gedaante van een kubus met afgeronde hoeken en
met groeven, die zieh uit het midden van elk oppervlak loodregt op de kanten
of ribben uitstrekken; niet zij doen zieh voor als eene vierlobbige figuur,
geteekend met een loodregt kruis; het is eene c e l g r o e p waarvan dit alles
geldt. Elke van de lobbcn wordt gevormd door het bolvormig uitpuilencl deel
van eene cel, elke der vier armen van het kruis door het schotje tusschen
twee celholten, d. i. door de vereenigde wanden van twee aangrenzende cellen.
Men ziet de afscheiding tusschen beide wanden in elk tussehenschot duidelijk
bij voorwerpen, die met potasch of salpeterzuur zijn behandeld, en waarvan
de cellen daardoor meer bolvormig aangezwollen en van de aangrenzende
gedeeltelijk losgemaakt zijn. Docli ook zonder die voorafgaande bewerking kan
men haar somwijlen als eene fijne grenslijn waarnemen, en meestal verraadt
zij zieh in het midden tusschen de vier cellen door eene kleine intercellulaire
ruimte.
De cellen, welke e o b in besclirijft als enkel te bestaan uit vier tegen elkander
gelegen kernen (Pl. II, fig. a, J j zouden, de terminologie veranderende,
vier inhouden van cellen zonder celwand, dus vier zoogenoemde naakte cellen
moeten genoemd worden. Zoodanige vindt men echter niet. Altijd blijkt he t,
bij naauwkeurige instelling en onder voldoende vergrooting, dat de deelen elk
met een celwand zijn bekleed. De reactie op cellulose laat in dezen geen den
minsten twijfel over.
De cellen, welke gezegd worden, zieh even als de andere vierlobbig en met
het loodregt kruis geteekend te vertoonen, maar overigens uit eene geheel
homogene massa z o n d e r kernen te bestaan, zouden, volgens de veranderde
terminologie, groepen van vier (in de ruimte acht) naakte cellen moeten wezen ,
die, uitgenomen de insnoeringen, tot een geheel versmolten, of omgekeerd,
nog niet vaneen gescheiden waren. Zoodanige groepen zijn echter evenmin
als de vorige aanwezig '). Wel is waar onderscheidt men somwijlen, zelfs
bij eene SOOmalige vergrooting, niet terstond de celwanden aan den omtrek
en in het midden der groep, en bepaaldelijk is zulks het geval, wanneer de
') Welk onderscheid r o b in bedoelt tusschen dit gevai en het vor ige , is mij niet duidelijk. De
figuren, die voor beide worden aangehaald, zijn volkomen aan elkander gelijk.
inhoud der afzonderlijke cellen weinig of niet korrelig is en de celholte overal
volkomen aanvult, doch bij genocgzamo vergrooting en naauwlettende beschouwing
komen do wanden altijd voor den dag.
Ofschoon de beide laatstgenoemde gevallen reeds in de algemeene uitkomst
waren vcrvat, heb ik ze afzonderlijk vermeid, omdat zij in verband staan
met dc opinerking van v ir c h o w cn anderen, dat de groeven, welke bet kruis
op de zoogenoemde cellen vormen, bet begin eener nieuwe verdeeling zouden
zijn. De verdere afloop der verdeeling zou dan moeten bestaan in bet telkens
dieper worden dier groeven, totdat zij, elkander van de overstaande opper-
vlakten ontmoetendo, de cel in vier (in de ruimte in acht) afzonderlijke stukken
hadden gescheiden. F e e r io h s , op wiens waarnemingen wij later nog moeten
terugkoinen, vermeldt eenigzins meer in bijzonderheden, dat eerst ééne lijn
door het midden van de oppervlakte ontstaat, en vervolgens de andere loodregt
hierop; maar verder deelt hij mede, dat do groeven in het m id d e n der
oppervlakte beginnen gezien to worden en zieh eerst later tot den r a n d uitstrekken.
Gelijk men zicb dit procès voorstelde, zou hot nabij komen aan hetgeen
men met den i n h o u d van cellen ziet gebeurcn, waar eene vorming van vier
(cigenlijk acht) dochtercellen in eene moedercel door zoogenoemde vrijc ccl-
vorming wordt voorbereid. Het zou ook bier den inhoud der cellen moeten
gelden, in zooverre men zieh cellen met een eigenlijkcn celwand voorstelde,
en slechts in zooverre de geheele cel, als men zieh die naakt, dus zonder
oellulose-wand, dacht. Die inhoud of die naakte col zou zieh verdeelen in
twee (eigenlijk drie) rigtingen, loodregt op elkander, maar, zonderling genoeg,
in die drie rigtingen noch geheel gelijktijdig, noch volkomen successief. De
kringvonnige groef namelijk, waarmede de tweede verdeeling aanving, zou
zich”dan beginnen te vormen, wanneer de eerste aangelcgd, doch nog slechts
als weinig diepe groef längs den omtrek aanwezig ware; bovendien zou elke
dier kringvormige groeven niet op alle punten van den omtrek tegelijk, maar
op bepaalde punten van dien omtrek bet eerst gevormd worden. Ving namelijk
eene zoodanige insnoering overal tegelijk aan, dan moest zij het eerst aan
do randen gezien worden, daar waar do groeven zieh als het ware in dooi-
snede vertoonen; de eerste derhalvo het eerst aan de buitenranden van het
gcliecle oppervlak, de tweede het eerst aan die buitenranden en in bet door
do snijding der beide groeven ontstaande kruispunt; beide bet laatst in de
tusschengelegcn deelen, waar de groef zieh in het vlak van het gezigtsveld
vertoont cn ecrst clan duidelijk gezieii kan worden, wanneer zij oiider en dus
dieper is.