
V I O L A a r v e n s i s ,
A kker Viooltje*
Hoogduitsch. Acker veilchen. Acker Violen.
Engelsch. Corn Violet.
Bloeit van April to t Juli). © .
Pentandria , Monogynia j Vijfhelmigen , Éénstijli&en.
Natuur 1. Rang volgens link. XXIX. Campanaceae , Klokbloemigen ; Violaceae decandolle.
Geslachts kenmerken. Calyx 5-partitus-, lacinlis infra basin productis; de kelk 5-deelig, met onder
den voet verlengde slippen. Petala 5, inaequalia, supremum majus basi calcaratum; vgf ongelqke bloembladen
, het bovenste en grootste aan den voet gespoord. Antherae coalitae, apice membranaceae; de
helmknopjes zamengegroeid met vliezigen top.
Soortelijke kenmerken. Caule angulato, decumbenti-diffuso j met eene kantige liggend-uitgespreide
steng. Foliis ovato-oblongis, dentato-crenatis; de bladen eirond-langwerpig, als met tanden gekarteld.
Stipulis lanceolatis, , basi pinnatifidis j de steunblaadjes lancetvormig, vindeelig aan den voet. Corollis
calyce piloso vix longioribus; de bloemkroon naaowelijks langer dan den bebaarden kelk.
Men z ie t lij a een der slippen van den h e il, die een weinig behaard, of met zeer fijne rand-
haartjes (ciliae) voorzien i s ; bij b de bloemkroon van den heil ontbloot en aan den voet uitlopende
in eene stompe spoor; bij c de meeldraden, welke den stamper omgeven; bij d de drie
bovenste zamengegroeide meeldraden afzonderlijk, en bg e de beide ondersten, welke van achteren
in eene spoor uitlopen, waardoor de spoor der bloemhroon voor een gedeelte gevuld
wo rd t; bij f de stamper met een gehniht s tijltje , en eenen als hruihvormigen of doorboorden
stempel, welk laatste kenmerk deze soort met het driekleurig Viooltje (Viola tricolor Fl. Bat.
N°. 10) gemeen heeft, en waaruit sommigen hebben opgemaakt, dat deze beide soorten, die
■ ook in houding vrij wat van de overige soorten van Viooltjes afwgken, een afzonderlijk geslacht
zouden kunnen uitmaken (zie von bönnighausen Prodromus Florae Monastenensis
Westphalorum p. 72). Verder z ie t men bg g de driekleppige zaaddoos geopend; en b g h
één der drie klepjes aan de binnenzgde, met aanwgzing der plaats waar de zaden ^ aan die
klepjes zijn vastgehegt. Bij i eindelgk het zaad. De afbeeldingen c , d , e , f , en 1 zgn een
weinig vergroot, de overige in natuurlijke grootte.
Dezè plant werd door linnaetts , d e g o rter , Wil l d e n o w en anderen gehouden voor eetie verscheidenheid
van het driekleurig Viooltje, en als zoodanig ook opgegeven in deze Flora JJo. 10.
Me plant is echter, vooral door de kleinheid der bloemkroon, welke met grooter isd a n de
k elk , en dus tweemaal kleiner dan in het driekleurige Viooltje genoegzaam onderscheiden, om
haar als eene stellige soort te beschrijven. In den omtrek van Groningen, van waar de
a f geheelde plant genomen i s , heb ik zeer dikwgls de Viola tricolor en arvensis bg elkander,
op denze/fden grond en in gelgke ligging zien groegen, waneer beide evenwel hare eigene
kenmerken standvastig behielden. De plant groeit ter hoogte van 1 of a palmen.
Groeiplaatsen. Op akkers, in tuinen en op beteelde gronden vrg algemeen door het gansche land.
Huishoudelijk gebruik. Dient tot gelgke einden als de Viola tricolor, opgegeven in deze Flora D, L N. iP*