
RUM EX Acetosa.
Gewone Zuring
Hoogduitsch. Gemeiner Ampfer. Wiesen Sauer-Ampf.
Engels ch. Common Sorrel.
Nederduits ehe bijnamen. Surkel, Zuring, Veld-Zuring, Zuurling.
Pharm. Acetosa.
Bloeit in Lente- en Zomermaand, jp.
j—
H eXANDRÏA , T r IGYNIAJ Z eSMANNIGEN, D r IEWIJVÏGEN.1
Natuurl. Rang volgens link. XII. Oleraceae j Moesgewassen. Polygoneae, Decandolle.1
Geslachts- kenmerken. Calyx tripbyllus, kelk van drie blaadjes. Petala 3 , conniventia, 3 toebuigende
bloembladen. Semen i triquetrum , één driekantig zaad.
S oobtelijke kenmerken. Floribus dioicis, met tweehuizige bloemen. Foliis ob Ion gis , sagittatis , ha-
mis retrorsum porrectis j de bladen langwerpig, pijlvormig, de haakjes achterwaarts gekeerd.
J)e wortel is lang, vezelachtig, uitwendig donkerbruin. Be steng regtstandig, rolrond en g e l
streept. B e bladen weinig in getal , eirond-langwerpig, pijlvormig, met achterwaarts gekeerde
en niet naar buiten omgekeerde haakjes, van boven steng-omvattend. Het geheele kruid is
zuur yan smaak. B e roode bloemen zijn in kleine kransen in eene pluim vereenigd, altoos
tweehuizig. Bij a ziet men eene bloeijende mannelijke pluim ; bij b eene meer gevorderde
vrouwelijke pluim : bij a eene afzonderlijke mannelijke bloem van achteren, bij b van voren ,
bij c een afzonderlijken meeldraad. B e vrouwelijke bloemen zijn hangende tegen den tijd van
de rijpwording des zaads, gelijk men ziet bij b en d. B ij o ziet men een gaafrandig bloemblaadje
, dat het zaad bedekt, afzonderlijk. B ij f het zaad zelve. B e p lant groeit ter hoogte
van 4 o f 5 palmen.
Groeiplaatsen. In wei- en hooi-Ianden.
Zeer algemeen door het gansche land.
H uishoudelijk gebruik. Zij behoort onder die zuringen, welke, hetzij afzonderlijk, hetzij bij andere
spijzen gedaan , ons eene zpo aangename als gezonde spijze opleveren. Het zaad is in Zweden
in schaarsche tijden gebruikt, om er brood van te bereiden. (Swed. Abh.) De wortel is dienstig tot
leerlooijen, (Gleditsch) , en een afkooksel van den gedroogden wortel geeft eene fraaije roode kleur.-
£ inn. f l . Suec. Deze plant bezit een zeer sterk zu u r, uitnemend geschikt om de ijzervlakken u it het
linnen weg te nemen. Volgens L inn. (Pan. Suec.) wordt het door al het vee met graagte gegeten,
en Beckmann wil het om deszelfs heilzame uitwerking voor bet vee, op alle weiden vermeerderd hebben.
Echter heeft münniks in zijn s tu k , getijteld: Neêrlands Akkerbouw, opgegeven, dat het door
schapen, ook somwijlen door runderen gebruikt, maar door paarden en varkens geweigerd wordt.